Vooruit dan maar, Puigdemont heeft het balletjes weer netjes in het doelgebied van Rajoy geschopt. Zoals te verwachten, reageert die keikop uit Madrid weer tegendraads. Veel speelruimte krijgt hij in zijn ezelachtigheid niet want het voorbije weekend, en ook bij de nationale feestdag eergisteren, sprak de Spaanse bevolking zich massaal uit voor dialoog. In de grote steden kwam heel veel volk op straat. In de ene wijk ging de manifestatie schuil onder het rood/geel van de Spaanse vlag en slogans tegen separatisme en pro de eenheid van de nationale staat. Aan de andere kant van de stad was wit de overwegende kleur en werd geëist dat heethoofden Rajoy en Puigdemont eindelijk eens met elkaar zouden overleggen. Intussen mag ook duidelijk zijn dat Europa achter de schermen de diplomatieke registers heeft opengetrokken. Eindelijk zou je denken.
Tja, ik zit hier in dit toeristenbastion aan de Costa Blanca waar je niet of nauwelijks met de Spaanse onderbuik in contact komt. Daar bovenop is mijn talenkennis te beperkt om de finesses van wat ze zeggen te doorgronden. Hun lichaamstaal en emotionele reacties daarentegen zijn niet mis te verstaan. In de straten en terrasjes hier heerst de voorbije week constant dezelfde sfeer als bij El Classico; misschien nog erger en grimmiger. Je ben onvoorwaardelijk voor FC Barcelona of je kiest ondubbelzinnig het kamp van Real Madrid. Een sfeertje dat ik met enige omzichtige schroom benader; van voetbal heb ik nog minder verstand dan van de oorzaken en historische miskleunen die schuilen achter de huidige relatie tussen Spanje en Catalonië. In dergelijke zaken – zowel politiek als voetbal – kun je maar beter spaarzaam omspringen met emoties. Ergens las ik dat een mens maar zo intelligent is als zijn emoties toelaten. Dus kun je die maar beter tijdig in bedwang houden.
Het stoort me dan ook enorm dat de straten van Barcelona nu plots overspoeld worden door Vlaamse parlementsleden waarvan je vorige week nauwelijks de naam gehoord had. Voor televisiecamera’s op de Ramblas kakelen die ijver over zelfbeschikkingsrecht van Catalonië en trekken ze vergelijkingen met Vlaanderen en België. Ze hebben het over sociale en economische verschillen tussen het moederland en de deelstaat; over totaal uiteenlopende historische achtergronden en de verschillen in cultuur. Toestanden waarover ze het in achteraf zaaltjes van parochiezalen ook wel hebben maar waarover ze in de Koepelzaal van het Vlaams parlement nog nooit één woord hebben gelost. Het stoort me ook dat Pierke en klein Chareltje de sociale media alweer overwoekeren met hun alwetendheid en zekerheden, zonder ook maar enigszins gehinderd te zijn door enige kennis van zaken. Zelfs een vriend van me, wiens intellectuele bagage boven elke twijfel verheven is, liet zich verleiden om in dit kader Baskenland, wapengekletter van ETA, Franco en het begrip ‘fascisme’ erbij te sleuren en onderhuids ook de Vlaams nationalistische verzuchting van onafhankelijkheid. Oei, dacht ik meteen, misschien toch eerst eens wat meer over de geschiedenis van Spanje in het algemeen, en de Spaanse Burgeroorlog in het bijzonder, erop nalezen vooraleer dergelijke analyses en gevolgtrekkingen te uiten. Paul Preston heeft daarover trouwens een zeer verhelderend en lezenswaardig werk geschreven (ISBN 90 450 0669 3). Aanbevolen.
Zaterdag in de Nederlandse Volkskrant en dinsdag in De Morgen verscheen een aardig stukje van Olaf Tempelman onder de titel “Niet iedereen is gebaat bij een eigen staat”. Tempelman trekt hierin de lijn door naar het voormalige Joegoslavië. “Weinig kan mensen zo begeesteren als de strijd voor een eigen staat, en weinig dat hen daarna zo kan teleurstellen,” schrijft hij. Laat het nu zijn dat ik die twee gevoelens – euforie en ontgoocheling – van echt héél dichtbij heb mogen beleven.
In augustus 1968 leer ik in Leuven toevallig een groep Joegoslavische studenten (universiteit van Zagreb) kennen. Ze waren er voor een interuniversitair theaterfestival. Met één van die kerels kon ik het meteen bijzonder goed stellen wat resulteerde in een decennia durende, warme en innige vriendschap. Wel drie, vier keer per jaar was ik op bezoek bij hem thuis in Zagreb, waar ik als een volwaardig lid van de familie werd beschouwd. Mijn in 1970 geboren zoon kreeg dan ook de naam Vlado mee; een eresaluut aan die boezemvriend.
Op het terras van café Gino in Mali Losinj (waar de familie een buitenhuis had) zaten we dagen lang te praten met een vrolijke bende vrienden van allerlei slag: Kroaten vooral maar ook Slovenen, Bosniërs, Macedoniërs en Serviërs. En één Belg. Het ging vooral over muziek, beeldende kunsten, theater uiteraard, ik over mijn gewone leven in het Westen en zij over het hunne, over de domme arrogantie van Duitse toeristen en dat niet alles te koop is. Kortom, dingen die in die dagen belangrijk waren voor prille twintigers. Zij voerden me stomdronken met zelf gestookte slivovitsj, met Vinjac en Pelinkovac; ik liet hen onbedaarlijk hoesten met een van mijn Gauloises. Verrekt, wat was het leven mooi. Het kon niet anders of dat zou eeuwig zo blijven duren.
En toen werd het 1980 en stierf sterke man Tito. Het begon stevig te rommelen in de federale staat waar Servië steeds meer en meer niet alleen de voortrekkersrol wilde spelen maar ook de grootste slokop van de staatskas werd. Nu werd die kas vooral gespekt door deviezen die in het toeristisch aantrekkelijke Slovenië en Kroatië werden verdiend en kijk, in die twee deelstaten begonnen tot nu toe ondergedoken nationalistisch geïnspireerde splintergroepjes de kop op te steken. Zoals te verwachten reageerden de Serviërs daar totaal verkeerd op. Hadden ze daarvoor de schouders opgehaald, waren die groupuscules allang in de duistere plooien van de geschiedenis verdwenen, maar neen, sterke man Milosevic bedacht allerlei tegenmaatregelen en bestraffingen waardoor die groepjes alleen maar spectaculair groeiden. Hoe meer aanhang die kregen, hoe strenger Belgrado tekeer ging. Hoe meer Belgrado tekeer ging, hoe meer aanhang die groepjes kregen.
Met grote ogen van ongeloof zag ik mijn ‘familie’ verglijden van breeddenkende wereldburgers naar een sterk bekrompen separatisme. Hun wereldje verengde zich tot Zagorje en de Dalmatische kust; hun visie op de mensheid beperkte zich tot wie generaties lang in Kroatië geboren en getogen was. Voor hen was er maar één mogelijkheid: totale zelfbeschikking. In Belgrado had men nog altijd niets in de gaten en voor zover dat wel een enkele keer het geval was, volgden repressie op vergelding.
En toen was het 1991 en brak de hel los. Slovenen en Kroaten riepen hun onafhankelijkheid uit en fluks walsten de ‘Joegoslavische’ (lees: Servische) tanks Vukovar plat, werd Dubrovnik beschoten en lag Zagreb onder vuur. Ik maande mijn familie aan meteen naar België te komen; tevergeefs natuurlijk. In een gesprek met Vlado zei ik ooit hoe intriest ik het wel vond dat de zonen van onze goede vakantievrienden nu elkaar aan het uitmoorden waren, waarop ik een antwoord kreeg waar ik nu nog altijd geen blijf mee weet: “Als ik nu zou kunnen, knalde ik die vrienden én hun zonen ook neer!”
En toen werd Kroatië onafhankelijk, zelfs een lidstaat van de EU. Ik ben er sindsdien slechts nog enkele keren geweest; de laatste keer zelfs meer dan 10 jaar geleden. Je zoekt dan wat oude vrienden op en het enige wat ik te horen kreeg, waren klachten. Ja, in de tijd van Tito was het ook niet allemaal koekenbak maar er waren wel leuke aspecten aan. Ja, in de tijd van één Joegoslavië waren wij de grootste sponsors van de andere deelstaten maar nu moeten we tot in de vijfde generatie onze oorlogsschulden afbetalen. Ja inderdaad, nu zijn we onafhankelijk maar ons leven is er niet op verbeterd, onze lonen zijn zelfs verminderd en alles is véél duurder geworden. Ja, het ging allemaal veel te snel en te weinig doordacht. Ja, nu bepalen we onze eigen politiek maar het gaat volledig de verkeerde kant uit. Ja inderdaad, de communistische apparatsjiks zijn weg maar die zijn nu wel vervangen door nationalistische; hamer en sikkel heeft plaats geruimd voor de wit/rood geblokte vlag. Neen, de algemene corruptie is niet verdwenen, meer nog, het is toegenomen. Dat soort deprimerende gesprekken…
Het ergste vond ik wel het algemeen grote onderlinge wantrouwen bij de bevolking. Is hij daar wel voldoende Kroatisch patriot? Was die ginds destijds niet een slaafs volgeling van de communistische partij? Nu bleek heel de maatschappij doordesemd met een fanatiek racisme, lekker aangewakkerd door de herrezen katholieke kerk die m.i. haar al veel te sterke invloed nog heeft weten te vergroten. Gemengde gezinnen worden gemeden als de pest, je moet al kunnen aantonen dat je volbloed Kroaat tot in het zevende knoopsgat bent vooraleer je ook maar een woning of een overheidsfunctie kunt krijgen.
Al die herinneringen schieten me weer door het hoofd als het tegenwoordig over Catalonië gaat (en bij uitbreiding over Schotland, Baskenland, het noorden van Italië, Vlaanderen…). En net zoals Olaf Tempelman denk ik dan dat niet elke vorm van onafhankelijkheid een oplossing is voor sociale, economische en culturele problemen, laat staan een garantie is voor een toekomstige heilstaat. Net zoals de Kroaten zouden de Catalanen wel eens kunnen ontwaken met een kater van hier tot in Tokyo.
Zoals de geschiedenis al voldoende bewezen heeft, ontstaat nationalisme in meestal bedompte zaaltjes waar vaardige kerels hun blabla verkopen samen met een hele rimram aan verkeerd begrepen symbolen. Geen burger die ervan wakker ligt. Tot ze erin slagen om voldoende angst en verwarring te zaaien. Vanaf dat ogenblik zullen wel andere vaardige kerels die ideeën overnemen om hun eigen geheime agenda erdoor te jagen, en voor je het een beetje beseft, is dat perfide gedachtegoed plots het nieuwe normaal.
Rajoy ervan verdenken fanatieke opvolger van Franco te zijn, is een brug te ver. Hem er even aan te herinneren dat Milosevic voor het internationale gerechtshof in Den Haag moest verschijnen en veroordeeld werd, is zelfs twee bruggen te ver. Hem er even aan herinneren dat diezelfde Milosevic dezelfde stommiteiten heeft uitgestoken als waar hij nu mee bezig is, kan daarentegen wél. Wil je de Catalanen helemaal wild maken, moet je er nog maar een contingent Guarda Civil op af sturen.
Puigdemont ervan verdenken dat hij een té voortvarende separatist is, is ook alweer een brug te ver. Hem ervan verdenken dat zijn roep naar onafhankelijkheid alleen maar een andere, duistere lading moet dekken, mag dan weer wel. En dat zijn zogenaamde volksraadpleging een lachertje was en een aanfluiting van alle mondiaal geldende spelregels, mag dan ook weer.
Hoe dan ook, met hun stugge houding bewijst geen van beiden een goede dienst aan de democratie. En – volgens hun eigen zeggen – is het hen daarom toch te doen.