Op vriendenbezoek

Woordje vooraf

We maken ons op voor een vakantiereis met een lichtjes decadent karakter. Het is een goede gewoonte dat we ons elk jaar toch minstens 2 weken samen met onze vrienden Ria en Jan ergens in Frankrijk neerploffen. Na enkele zomers in het huis van Dirk Van Esbroeck zaliger, huurden we vorig jaar in Ardentes, in de buurt van Chateauroux.

Op het terras in Le Crotoy

Omdat Ria het allemaal iets dichter bij huis wilde hebben, kozen we voor de Somme, meer bepaald in Le Crotoy. Ik zou met de kar rijden en na die twee weken verder trekken terwijl Mieke met Jan en Ria mee naar huis zou rijden.

Het was er niet te warm, niet te koud. De zee trekt zich kilometers terug, we wandelden in Le Hourdel, gingen eens kijken in de abdij van Valloires, in Rue, in Amiens en in Abbeville. Voor de rest bezondigden we ons aan mosseltjes, aan zeevruchten en bij slecht weer keken we naar de Olympische spelen.

Abdij van Valloires

En toen werd het zaterdag 11 augustus en mocht ik eraan beginnen.

 

 

 

 

 

Zaterdag 11 augustus

Huub uitlaten, koffie zetten en daar was heel de bende klaar. Koelkast over laden in die van de Kar en dan Jan en Ria, en vooral Mieke, uitzwaaien. Het helemaal alleen verder moeten (nu ja: moeten?) is geen prettig vooruitzicht maar wat moet, moet maar.

Ik vond de voorbije twee weken best aangenaam maar nu begint voor mij eigenlijk mijn echte reis. Eerst tanken in Saint-Valéry en dan naar Abbeville, Rouen, Evreux, Dreux, Chartres, Châteaudun, Blois en de richting van Châteauroux uit. Onderweg langs twee camperplekken geweest maar die stonden in de blakende zon en ik snakte naar wat schaduw, én stroom. In Valençay was mijn kaars zo goed als uit en toen ik een bordje ‘camping municipal’ zag staan, was het niet langer twijfelen.  Rond 16 u had ik een plekje in de schaduw gevonden en floepte de eerste Stella open. Huub is stik kapot vanwege de warmte en is met veel moeite vanonder de Kar weg te krijgen.

Achter mij komen twee Engelse madammen toe die duidelijk een koppel vormen. Ze rijden in een uiterst kleine bestelwagen die dan ook nog eens beschilderd is zoals ik in de beste hippietijd niet heb meegemaakt. Ik vraag me af hoe ze daarin voldoende ruimte hebben om er met zijn twee in te kunnen slapen. Hun probleem. Eén ding vind ik bijzonder: achteraan op hun van staat een mooi gezegde: ‘I only drink beer on days that end on y’. Ik zit met de twijfel om hen uit te nodigen voor een Stella maar gezien dat bier in Engeland de slechte reputatie als ‘wife beater’ heeft, dring ik niet verder aan.

Van zodra het iets minder warm is, loop ik met Huub naar het stadje, een vrij aardig nest moet ik toegeven. Zeer mooi verzorgd en duidelijk helemaal in de ban van het kasteel van Valençay dat ik alleen van de buitenkant bekijk. Natuurlijk geen fototoestel mee om aan het thuisfront te bewijzen dat ik hetzelfde als zij gedaan heb, zij het een jaar later.

Terug bij de Kar is de plek naast me ingenomen door een Spaans gezin met drie kleine kinderen, het oudste wellicht 8 à 9 jaar. Die maken een leven van jewelste, tot grote ergernis van de Fransen rondom ons heen. Nu ja, de Spaanse mentaliteit is duidelijk nog iets luidruchtiger dan de Franse. Die kinderen hebben de hele dag in de auto stil moeten zitten, bedenk ik en schep er een groot genoegen in om hen te horen kakelen. Pas na 22 u wordt het enigszins kalmer bij de buren. Tegen die tijd is de Kar ook voldoende afgekoeld om naar binnen te gaan. En toch heb ik weer de bijstand in van de wijnfles nodig om te kunnen slapen, hoewel ik buiten in m’n zeteltje zat te knikkebollen.

Vandaag gereden: Le Crotoy – Valençay: 417 km

Zondag 12 augustus

Zoals meestal onderweg vindt Huub het nog vòòr 7 u tijd om op te staan. Ik wil vooral blijven liggen maar daar is hij het volmondig mee oneens. OK, lamstraal, laat me eruit, lees ik in zijn ogen. Dus ga ik daar maar op in. De zon is helemaal weg, het is totaal overtrokken maar helemaal niet frisjes. Goed rijweer, denk ik. Gisteren heb ik enorm afgezien van de grote contrasten tussen lichtplekken en schaduwen. De tol van de leeftijd, de ogen passen zich moeilijk aan. Maar dat is wel doodvermoeiend. Een heel stuk vroeger dan voorzien ben ik alweer op weg. Tanken bij Intermarché en dan door een doods en totaal verlaten stukje Frankrijk rijden. De weg van Valençay tot Levroux (D954) – zo’n 20 km lang – is een verschrikkelijke dodenweg: één das, twee vossen, drie egels, een dier waarvan ik denk dat het een marter is en drie andere dieren waarvan de soort in het voorbij rijden niet nader meer te bepalen was. Wijsneus als ik ben, vind ik het niet nodig om mijn geplande route uit te zetten op de Garmin en zodoende vergeet ik vijf kilometer voor Châteauroux in te gaan op het bordje ‘Autres directions’. Tja, dan zit je ineens in volle centrum. Een zoekplaatje tot er toch ineens een richtingaanwijzer staat naar Montluçon. En zo beland ik dan toch in Ardentes. Ik wil in bar-café Le Saint-Vincent absoluut een koffietje gaan drinken om die overvriendelijke bazin nog eens te bedanken voor de goede raad en de vele toeristische informatie die ze ons vorig jaar had meegegeven. Helaas, schuld van Huub natuurlijk, ben ik daar al om iets na 9 u en alles is nog potdicht. Ik wacht een kwartiertje maar het heeft geen zin om hier een halve dag te blijven staan.

In La Châtre word ik er nog maar eens aan herinnerd dat ik dringend iets van Georges Sand moet lezen maar dan bedenk ik dat mijn vriend Jan dat vorig jaar wél heeft gedaan, tot zijn allergrootste ontgoocheling en spijt trouwens. Dus dringt het niet.

Erger is dat de weg naar Guéret is afgesloten en dat ik een omleiding moet volgen die dan op zijn beurt ook weer uitmondt in andere lokale omleidingen vanwege ‘grande fête’ in elke boerengat waarin ik passeer. Ik heb prijs in Saint-Sévère-sur-Indre, in Boussac en in Gouzon. Daar wordt ik wandelen gestuurd omdat de weg naar Chénérailles is afgesloten. Dus moet ik naar Jarnages (ook weer feest) en zo naar Aubusson. In Felletin wéér feest en net als je denkt dat je nu wel alles gehad hebt, kom je in La Courtine en dat wordt helemaal afzien. Zoiets als met Leuven Kermis van de Brusselsestraat naar de Tiensestraat te rijden, via de Bond. Auto’s staan overal kriskras door elkaar geparkeerd, met nog net voldoende ruimte om een 2CV door te laten, mensen lopen in het midden van de straat. Wie nu een inbraak wilt proberen in een straal van 30 km rond dit dorp, vind gegarandeerd niemand thuis en kan in alle rust zijn slag slaan.

Ik rijd door Ussel in de ijdele hoop dat ik ergens een plaatje zal zien staan met daarop ‘Guy Brette, négociant’. Heel dom dat ik zoiets heb durven verwachten als onze vaste wijnleverancier hier tegen het lijf te lopen.

Ik tik de coördinaten in van Condat maar Madame Garmin vindt dat ik niet de grotere D-wegen moet nemen en stuurt me door wegjes van nauwelijks één auto breed die zich weliswaar doorheen de mooiste landschappen van de Auvergne slingeren maar die een hel zijn om te rijden. Uiteindelijk lukt het me toch, zij het met klamme handjes en zweetdruppels op het gezicht, om dan te constateren dat er op die camperplek helemaal geen greintje schaduw te bespeuren is, nog minder elektra en nog veel minder gelegenheid om Huub uit te laten. Het is nog vroeg genoeg en dus maar naar de volgende plek: Allanches. In goede omstandigheden een fijne plek, zo te zien, aan een oud station waar je nu over de sporen kan sjezen met een traptrein of hoe zo’n ding ook heten mag. Het staat er behoorlijk vol en als er op de plek naast die ik uitgekozen had ook een vieze man met een op het eerste zicht agressieve hond naar buiten komt, heb ik geen zin in een mogelijke confrontatie met Huub. Dus maar weer verder naar het zuiden, denk ik. Zo’n 2 km buiten Allanches zie ik een camping en daar rijd ik maar op. Het is welletjes geweest en het ziet er hier vrij rustig uit.

Weer ellende met die verdomde wc. Die staat weer boordevol en het water stroomt vanonder de badkamerdeur uit. Dat wordt scheppen maar helaas… hier is geen lozingspunt voor chemische toiletten. Iets voor morgen, dus.

Ik zit nu op zo’n 40 km van Saint-Flour en daar ga ik morgen gewoon de snelweg A75 op.

Of de duivel – ik alleszins niet – ermee gemoeid is, sta ik weer naast een koppel madammen die elkaar héél graag zien. Alleen hebben ze achteraan hun auto geen wijze spreuk staan zoals hun Engelse soortgenoten. Spijtig.

Vandaag gereden: Valençay – Allanche: 318 km

Maandag 13 augustus

Weet je waarom dit een goedkope camping is? Omdat je in het donker niet buiten kunt komen zonder zaklamp. Je vindt de weg naar de toiletten niet en voor je weet beland je in één van de hagen.

Vroeg vertrokken en de weg gevonden naar Saint-Flour. De camperplaats aldaar ligt in volle centrum van de bovenstad die opgevat is als een soort bastide. Het commerciële leven speelt zich duidelijk af in de benedenstad. Van daar naar de A75 is niet ver meer en dus knallen we weer door de Auvergne. Het blijft me verbazen hoe mooi de landschappen van de Cevennes en de Causes zijn. Zo’n 25 km op voorhand kan je brug van Millau al zien liggen en ook dat blijft in mijn ogen één van de belangrijkste kunstwerken van de 20ste eeuw. Erover heen rijden blijft altijd de péage waard, zo’n schoonheid mag mij best 12,80 euro (klasse twee) kosten. In Le Caylard toch maar een zijsprong gemaakt want de afdaling naar Lodève blijft toch altijd een beproeving voor remblokjes en zenuwen. Je bent nog maar net goed de richting van Lunas uit aan het rijden of daar staat een honderden meters lange sliert geparkeerde auto’s en campers langs de weg. Op de top van de heuvel een staak met duizenden vlaggetjes aan. Er is hier een boeddhistische tempel in de buurt en dat trekt natuurlijk over-verwende en in luxe badende maar totaal de weg kwijt zijnde westerlingen van heinde en verre aan. Geen vijf kilometer ligt dan ook nog een orthodoxe abdij maar dan wel zonder tralala en vooral zonder file geparkeerde auto’s.

Bédarieux is alweer een janboel waar je moeilijk je weg kunt vinden. In Laurens gestopt aan de coöperatieve en mijn kruikje van 5 liter laten opvullen met rosé. Nog altijd kost dat lekkers 1,30 euro per liter.

In La Liquière aangekomen meteen op de parking van de salle de fêtes gaan staan, helaas zonder ook maar één wolkje schaduw. In de steile straat naar het dorpje heb ik misschien wel vier à vijf keer moeten stoppen om weer op adem te komen. En dan mocht ik een koele Stella drinken om daarna maar meteen over te schakelen op pastis en rosé. Een uurtje later begon het al behoorlijk te schaduwen en vreesde ik dat de avond niet zonder moeite en zeker niet meer in convenabele stijl zou halen.

Al met al is dat toch gelukt en iets tegen half tien mocht deze Mozes de berg weer afdalen. Wat een geluk dat de gemeente Cabrerolles deze parking heeft aangelegd en niet vergeten is er ook nog een picknicktafel op te voorzien zodat ik zo’n uurtje buiten kon zitten genieten van de lekkere avondkoelte, wat op zich bij 22° uiteraard ook ‘betrekkelijk’ koel mag geheten worden. Intussen konden wel alle ramen en deuren open om de helse temperatuur binnen wat te temperen. Nog voor half elf lag deed deze jongen het licht uit.

Vandaag gereden: Allanche – La Liquière: 260 km

Dinsdag 14 augustus

Ik heb niets tegen wijnboeren, in tegendeel zelfs, maar ze moeten niet om kwart voor vijf met hun tractoren beginnen rijden. En zeker niet als ik net goed in slaap ben gesukkeld. Klokslag 7 u weer van dattum… nu een gemeentewerkster die de net aangeplante bomen komt begieten. Huub in alle staten en ik helemaal wakker.

De belangrijkste bezigheid in La Liquière: tafelen.

Gelukkig zijn er nog medeburgers die compassie hebben met een oude man die er niet meer in slaagt om 150 meter van de parking naar het huis ‘La Veille Cave’ af te leggen zonder onderweg zeven keer te moeten stoppen om op adem te komen. Dus komt Karel me oppikken als hij van de bakker in Autignac terugkomt en rijd ik met hem mee naar boven (echt waar het is niet verder dan 150 meter).

Vandaag staat bijna helemaal in het teken van de overkomst van Hans-Joachim en zijn madame Natascha. Om het uur wordt telefonisch overlegd over de positie van het ogenblik en wordt hem op het hart gedrukt om net voor Clermont-Ferrand de A75 op te rijden en gewoon 8 euro en een sjiek te betalen om over de brug van Millau te rijden. Uiteraard laten ze zich door hun TomTom doorheen het centrum van Millau leiden zodat ze pas hier rond 20 u verschijnen.

Intussen maken de kinderen een drukte van jewelste en bewijzen dat het woord ‘waterrat’ geen loos begrip is. Tot grote ontsteltenis van Huub die de steeds maar weer onder de waterspiegel verdwijnende kinderen als een rechtstreeks aanval op zijn kunnen als herdershond ziet en luidruchtig blaffend omheen het zwembad loopt. Wat in de sterren stond geschreven, en dus gebeuren zou, gebeurde ook: plots ligt Huub in het zwembad. Ik moet hem eruit sleuren want hij kan niet aan de rand. Hij had al een trauma van water en dat wordt nu alleen maar erger.

Karel laat de houtskool knetteren en samen met de kippenbouten gaan ettelijke liters rosé richting darmstel uit.

Moe maar uitermate tevreden daal ik mijn heuvel af om nog een half uurtje op de picknickbank te filosoferen tot de Kar helemaal weer op menselijk dragelijke temperatuur is gekomen.

Woensdag 15 augustus

Deze ochtend is heel de hemel overtrokken en volgens de weerberichten zou dit de hele dag duren, eventueel met enkele opklaringen. Achteraf gezien zijn die opklaringen uitgebleven maar het heeft ook niet geregend.

Karel heeft Arne beloofd om te gaan vissen maar niet veel later is dat idee ook verschoven naar een latere datum. Heel de bende, op Anita na, is dan maar naar Béziers vertrokken. Blijkbaar is 15/8 ook hier een feestdag en in Béziers was het grote feria. Heel de namiddag heb ik gezellig met mijn schoonzus zitten kletsen wat met de kinderen in de nabijheid een onmogelijke zaak is.

Op een bepaald ogenblik breekt alweer het draadje dat mijn linkse brilglas op z’n plek moet houden. Er zit niets anders op dan in de Kar mijn oude bril op te halen, die ik er gelukkig had in gelegd. Nu op zoek gaan naar een opticien heeft geen enkele zin want alle zaken zijn dicht.

Ik krijg een berichtje van Dree om zeker en vast volgende dinsdag bij hem te zijn want dan hangt hij een schaap op de assado. Nu was ik wel van plan om hij hem te passeren maar het wordt opnieuw rekenen om daar op tijd te zijn.

Pas tegen 19 u waren de feestvierders terug. Die avond zijn Karel, Ine en ik nog laat opgebleven en werd niet op een druppel rosé gekeken.

Donderdag 16 augustus

Tegen vijf uur moest ik de Kar uit voor weer een natuurlijke behoefte in een natuurlijke omgeving. Nog nooit voorheen heb ik in Europa zo’n stralende sterrenhemel gezien. Haast te vergelijken met die nacht op de boot tijdens de eerste terugreis van Siberut. En dat wil toch wel wat zeggen.

Ik vertrek vandaag want met heel de familie samen, voel ik met toch een beetje een vijfde wiel aan de wagen. Nog een beetje van dit en nog een beetje van dat en tegen 11 u start ik de Kar. Twee uur later breng ik Inge op de hoogte van mijn komst maar helaas staat de camping vol. Wel is er morgen plaats voor enkele dagen en dus reserveer ik maar alvast voor twee nachten en betaal ik meteen mijn schuld: 22 euro per dag.

Daarna rijd ik me Inge naar de Leclerq in Limoux om gas te tanken. Er gaat ongeveer 13 liter in, een mooi verbruik sinds ik hier 7 maanden geleden op identiek dezelfde plaats nog eens vol deed. Als ik vandaag geen stroom ter beschikking heb voor de koelkast, moet ik me met gas zien te redden. Daarna rijden we naar de camperplek om de Kar te parkeren en wandelen we het centrum in op zoek naar een opticien. Drie zijn met jaarlijks vakantie en in de vierde heb ik prijs. Binnen een uurtje zegt de man wat ik niet eens zo erg vind want de terrasjes wenken. We kletsen wat af, drinken enkele versnaperingen en daarna kan ik m’n bril weer gaan halen. Niets te betalen maar de man drukt me op het hart om het heel voorzichtig te doen. Hij had niet de juiste dikte van draad en heeft het zo als het kan opgelost. Mais, ce n’est qu’ une réparation, geeft hij me nog mee in zijn sappig accent van de Languedoc.

Limoux is best aangenaam en de camperplek staat me wel aan. Dus blijf ik deze nacht hier maar staan. Inge waarschuwt me nog voor een aantal zigeuners die er ook staan maar ik heb daar niet veel bezwaren tegen. Meer nog, ik raak in gesprek met één van de mannen en omdat ik verschrikkelijk veel zin in een Stella heb, breng ik er voor die man ook maar eentje mee. Een uurtje later is hij daar weer, heeft zelf een fles rosé meegenomen. Hij vraagt naar een kurkentrekker en we praten wat. Hoe hij het geflikt heeft, weet ik nog altijd niet maar als ik ’s morgens weer uit de Kar kom om Huub uit te laten, vind ik onderaan de trap mijn portefeuille liggen. Alles overhoop gehaald maar gelukkig is alleen het geld er uit verdwenen, ik denk toch ongeveer 150 euro. De man is er al lang onderuit gemuisd, ofwel gisterenavond nog ofwel deze morgen heel vroeg. Heel de rest van de reis heb ik zitten piekeren hoe hem dat gelukt is. Slechts één verklaring houdt een beetje steek. Heel de dag liep ik met m’n portefeuille in de heupzak van mijn shorts. Omdat ik op de trap van de Kar ging zitten, was dat hinderlijk. Waarschijnlijk heb ik die dan binnen op het kastje gelegd en terwijl ik op zoek ging naar de kurkentrekker moet die heel snel gehandeld hebben.

Gelukkig is het alleen bij het geld gebleven maar toch, het waren twee goede tankbeurten…

Vandaag gereden: La Liquière – Alet-les-Bains – Limoux: 124 km

Vrijdag 17 augustus

Nogal vanzelfsprekend is die ontdekking niet de juiste omstandigheid om de dag goed te beginnen. Ik kan zo van de gezichten van de achtergebleven familieleden aflezen dat ze ervan op de hoogte zijn. Ik doe alsof er niets gebeurd is maar ik lees in hun ogen de trotse pretlichtjes. Stomme toerist, je zo gemakkelijk laten rollen door een van ons.

Het is marktdag in Limoux en bijzonder druk. Ik beslis niet om de stad in te gaan op zoek naar een bankautomaat want het staat me bij dat er in Alet ook eentje is. Misrekend natuurlijk, er is er wel eentje maar die staat in het casino en daar wil ik vandaag in deze loden hitte niet heen en weer wandelen. Tegen 11 u ben ik op de camping en krijg ik plaats nummer 9. Ik doe een sms naar Inge en nodig haar uit voor de aperitief. We rommelen een beetje aan de luifel, ze vindt zelfs een manier om de zwengel er weer uit te krijgen. Zonder die luifel was ik vandaag zeker 10 kilo afgevallen, wegsmolten. Tegen half drie is ze weg want ze heeft een klant. We spreken om half zeven af bij de kruidenierster en ik nodig haar uit om in het hotel te gaan eten.

Ik ben eeuwig dankbaar dat ze me die Dyson ventilator gekocht heeft. Met de hulp van dat ding slaag ik erin om de binnentemperatuur min of meer op gelijke tred te houden me die van buiten: 37 °C.

Het etentje in het hotel is voor morgen want vandaag geen plaats meer. Dus gaan we naar de buvette in de tuin, net achter de plek waar ze voorheen woonde. Veel keuze is er niet en dus wordt het een slaatje en een croque. Weliswaar met een fles schuimwijn erbij, helaas geen blanquette maar wel een cremant die ons beiden iets te zoet uitkomt. Desondanks gaat de fles er helemaal aan en omdat Madame Josy, de kruidenierster, al gesloten is, nemen we op mijn terras nog een afzakkertje. Dat loopt weer uit. Even na 22 u komt er nog een Engelstalig koppel toe met een baby die geen twee maanden oud is. Dat vind ik niet kunnen. Met zo’n baby stop je toch eerder, vind ik. Achteraf blijkt dat die mensen in Carcassone wonen en even snel zijn overgewipt omdat vrienden van hen hier in het dorp een gîte huren. Nu moeten ze wel in het duister hun tentje opzetten en ik licht dus maar een beetje bij. Het gesprek met Inge loopt uit en tegen half een probeer ik er een einde aan te maken. Ik loop met haar mee en we gaan nog even kijken aan de petanquebaan waar nog druk gespeeld wordt. Tegen 1 uur kruip ik in m’n kar waar het nog altijd een gezellige 28° is.

Vandaag gereden: Limoux – Alet-les-Bains: 11 km

Zaterdag 18 augustus

Huub is heel de nacht vrij onrustig geweest en hield me uit m’n slaap. Tegen half negen kom ik er dan toch maar uit voor zijn wandeling. Deze middag heb ik met Inge afgesproken om op facebook contact te zoeken met Koentje Meyers, die zij als knaap nog in Kongo heeft gekend. Wat is deze wereld toch behoorlijk klein.

Zo ver raakt het niet eens want de warmte begint te wegen, meer zelfs ik voel er me een beetje ziek van. Ik installeer me onder de luifel met m’n doorlopers en de thermos koffie. Het wilt niet lukken. De koffie smaakt niet, ik vind de meest voor de hand liggen woorden niet. Naar het toilet lopen, onder de zon wel te verstaan, is een marteling. Ik probeer wat te slapen. Lukt niet. Beetje lezen dan? Lukt niet. Beetje wandelen? Lukt helemaal niet. Nog één van die leuke dingen die in je leven veranderen met het ouder worden. Geef me een week in de jungle van Siberut en ik voel me frisser dan hier.

Pas in de late namiddag voel ik dat ik toch nog bij de levenden behoor en laat Inge weten dat ik klaar ben voor een aperitiefje. We gaan samen eten in het hotel L’Echeveché of iets in die richting maar wel in een schitterend park gelegen. Gisteren was er geen plaats meer en vandaag zijn we de eersten. Huub maakt een drukte van jewelste want de huiskat komt hem tot op een meter van hem vandaan uitdagen. Dan komen er nog mensen toe met een hond en voor mijnheertje doe die inbreuk op zijn rechten als eerste aanwezige. Niet te doen, die hond van me. Ik moet dan ook herhaaldelijk de diensters, garçons, hotelgasten en tafelgasten uitleggen ‘qu’il a le même sale caractère que son patron’. Niemand spreekt dat tegen.

Het restaurant is niet slecht en vooral: er is een ongelooflijk uitgebreide wijnkaart met vooral Corbière-wijnen. In het vakje ‘Autres régions’ staan hooguit tien wijnen. Ik kies voor een Fitou. Heerlijk!

Madame Josy is alweer dicht en dus nog een roséetje op m’n eigen terras. We laten het niet zo laat worden als gisteren.

Zondag 19 augustus

Dat klaar maken om te vertrekken is er te veel aan, vooral als het om 8 u al tegen 30° aanloopt. Achteraf gezien had ik hier nog gerust een dag langer kunnen blijven (hier is tenminste nog wat schaduw) maar in deze warmte heb ik niet veel zin om meer dan 200 km te rijden.

Ik stop in Mirepoix op de camperplek die er wel mooi bij ligt maar zeker geen 40 plaatsen telt zoals in Facile staat aangeduid. Mijn bezoek aan dit prachtige stadje, waar toch een hoop mythes aan toegewezen worden, duurt maar heel even want het is iets na tien en het is er niet uit te houden van de hitte. Eerder al had ik alle camperplekken onderweg eens bekeken en die van Giment leek me wel wat omdat er daar precies wel wat schaduw stond en aan een meertje gelegen is. Onderweg kom je langs dorpen die allemaal wel stuk voor stuk een stop waard zijn maar op die manier raak ik nooit tegen Nieuwjaar weer in Leuven. Twee dingen zijn vandaag belangrijk: geld uit de muur halen en brood op de plank brengen. In Giment zelf rijd ik voorbij een bakker maar er is geen mogelijkheid om te parkeren. Dus meteen naar de camperplek. Tarara… alle schaduwplaatsen zijn uiteraard al ingenomen. Ik installeer me toch maar in de hoop dat ik binnen een uurtje of zo wel wat schaduw krijg van de boom waar ik onder sta en ga meteen op zoek naar de bakker. Een helletocht op het heetste van de dag. Giment is opgevat als een bastide, met loodrecht op elkaar lopende straatjes en nogal wat resterende vakwerkhuizen. Een beetje in de trant van Mirepoix.

De luidruchtige watermolen van Giment.

Ik sta naast een watermolen en de overstort van de rivier maakt een hels lawaai. Leuk, denk ik dan als voormalig kajakliefhebber, het geluid van water brengt me tot rust. Blijkbaar is dit iets té veel van het goede want tegen 14 u krijg ik het behoorlijk op de heupen. Het zweet gutst van m’n voorhoofd, de hond ziet letterlijk af, in de kar loopt het op tot 39° en er staat geen spatje wind. Ik ben in de weer met natte handdoeken om Huub toch wat afkoeling te bezorgen.

De enige manier van verfrissing is rijden met de ramen open, denk ik dan en kijk in het boek. Volgende fase: Fleurance met een plek onder de bomen. Iets van een 40 km dichter bij Agen. Dus krassen we hier maar weer op.

Fleurance, slechts twee letters verschil met Florence, kan de vergelijking met die Toscaanse stad natuurlijk niet ondergaan maar het is een behoorlijk aangenaam nest. Helaas bestaat de plek onder de platanen niet meer. Nu had bij het binnenrijden van het stadje precies een camping gezien en dus reed ik daar maar weer heen. Wat blijkt: de camping municipal is hier afgeschaft en dient nu nog uitsluitend voor campingcars. Ook hier bespaart men op personeel en onkosten. De camping was duidelijk geen goed draaiende business. Ik vind een plekje met relatief wat schaduw maar de buitentemperatuur is gewoonweg onmenselijk. Huub wordt helemaal nat gemaakt maar die kruipt daarop onder de Kar met het gevolg dat zijn rug helemaal zwart ziet van het vuil dat hij daar heeft opgepoetst.

Camperplaats Fleurance

De plek ligt hier nabij een hippodroom waar vandaag wedstrijden gereden werden. Het is echt wachten tot alle paardenmannen weg zijn om daar in de buurt te gaan wandelen maar Huub is duidelijk heel erg dankbaar dat hij eindelijk eens vrij kan lopen langs de boorden van de Gers.

Bij het uitlepelen van m’n blikje ravioli belt Mieke met het nieuws dat het in België al even heet is.

Tegen 20 u begint het plots te waaien en komen er wolken aanzetten. Meer nog, het begint te druppen, helaas niet meer dan een vlieg kan pissen. Een uurtje later is alles weer open en weegt de warmte nog wat zwaarder. Het is vechten tegen de slaap maar ik kan niet om half negen m’n bed in met nog 32° op de thermometer. Een uur later is het niet meer van kunnen maar van moeten en de lichte bries bevordert de nachtrust. Als er ooit iemand als een blok in slaap is gedonderd, dan ben ik dat wel deze nacht geweest.

Vandaag gereden: Alet-les-Bains – Fleurance: 211 km

Maandag 20 augustus

Het is heerlijk wakker worden van de wind die door de camper blaast. Om half acht trek ik een oog open en zie dat het buiten betrokken is. Lekker 25° en geen stekende zon. De wandeling met Huub mag zelfs iets langer duren dan het obligate half uurtje.

Naar Villeneuve is maar een boogscheut meer en dus blijf ik zo lang mogelijk genieten van de koelte. Ik laat Dree weten dat ik meteen naar de camping du Rooy zal rijden, en indien het daar niet lukt naar de camperplek in Saint-Sylvestre sur Lot. Bij hem naar boven rijden, is zo goed als niet te doen met mijn lompe machine en ik heb geen zin om halverwege weer achteruit te moeten vanwege overhangende takken. Bovendien is er bij hem nauwelijks een vlak plekje te vinden en dat dan nog eerder als een schaduwplek. Zijn alternatieve voorstel van de watertoren is ook uitgesloten want pal in volle zon en in the middle of nowhere.

Camping du Rooy is nu ook niet meteen dicht bij de stad, maar toch al iets meer bij de beschaving dan die watertoren. En er is schaduw. Helaas helpt die ook niet veel. De overtrokken hemel van deze ochtend heeft een hoop vochtigheid in de lucht achtergelaten en het is puffen van zodra je ook maar een vinger opheft.

Ik bel naar Dotje want die komt deze avond toe op Bergerac en heeft daar een auto gehuurd. Ze verblijft bij Ward en komt me morgen oppikken om naar de grote ‘schepuit’ bij Dree te gaan.

Tegen de avond ga ik met Huub op verkenning naar de plek waar een bakker zou moeten zijn (wel op maandag gesloten). Halverwege geeft die al goed te verstaan dat het hem niet afgaat. Om de honderd meter blijft hij gewoonweg op zijn gat zitten en je moet hem al vriendelijk aanporren om verder te stappen. Vreemd. Helaas zal ik het morgen zonder brood moeten stellen want met Huub diezelfde afstand afleggen, is niet te doen.

Ik wil absoluut nog voor 21.30 u in bed maar Huub beslist daar anders over. Hij vindt het binnen nog veel te warm (31°) en wilt absoluut weer naar buiten. Wat een bijzonder goed idee bleek te zijn voor het volgende halfuur.

Vandaag gereden: Fleurance – Villeneuve-sur-Lot: 93 km

Dinsdag 21 augustus

7 u en toch al 27°. Ik ben duidelijk niet gemaakt om in de zomer te trekken. Geef mij maar de tussenseizoenen. Veel aanspraak hier op de camping heb ik nu ook weer niet. Aan de ene kant ligt een Duits koppel waarvan de vent constant moet boeren, aan de andere kant een Frans koppel met een boxer waar Huub zich zeer sterk toe aangetrokken voelt. Enkel en alleen met de madame van de balie heb ik al een conversatie gehad die uit meer dan één zin bestond.

Het is even heet als gisteren maar wel minder plakkerig. Ik geef Huub een bad wat verschrikkelijk tegen zijn zin is. Tegen half zes is Dotje er en we rijden naar Peremans. Dree is zoals altijd een gulle gastheer en haast heel de Belgische kolonie uit de regio is uitgenodigd.

Gaucho Ward & zoon

Ward Poppe (addendum 1) heeft zich listig in gaucho vermomd en staat in voor de assado. Er wordt stevig geaperitiefd om dan de voorgerechten aan te vallen. Ik zit naast Anneke en Jean-Baptist, een geweldig gezellige kerel uit het noorden die hier heel goed zijn draai heeft gevonden.

De wijn vloeit rijkelijk, het schaap is delicieus en de vertellingen monden uit in muzikale serenades waarbij nostalgische songs van Wim De Kraene e.t.q. de revue passeren.

Ik heb er geen idee meer van om hoe laat Dotje me weer aan de camping heeft afgezet maar…

Woensdag 22 augustus

… ik werd pas wakker om 10.30 u. In een ijltempo was het inpakken en wegwezen. Gelukkig moest ik niet zo ver rijden, pakweg 60 km tot in Couze Saint Front. Gisteren had ik Jean-Pierre gebeld en die vertelde me dat hij met vakantie was. Een bewering die je met enkele kilo’s zout moet nemen want dat heerschap kan gewoonweg niet stil zitten.

Beschermd door een eeuwenoude ceder

Ik kreeg hier op de Mont d’Onel (addendum 2) een prachtige plek onder een eeuwenoude ceder, misschien wel de mooiste plek waar mijn Kar ooit gestaan heeft. Voor de rest hebben we heel de namiddag zitten kletsen maar dan moest hij de vrachtwagen toch maar weer klaar maken voor een lichte klus morgenvroeg. Een heel dak gaan afnemen alleen maar om de pannen te kunnen recupereren voor de bouw van zijn zwembad. Vakantie, heet hij dat.

Tegen de avond kwam Jeremy toe met zijn verloofde Anne-Sofie. Die heeft ook een hond, gelukkig een teefje, maar wel een bijtgrage, werd me verteld. Nu daar heb ik niet veel van gezien want na een korte snauw waren het meteen goede vriendjes. Wat niet kan gezegd worden van de stokoude Patou waar Huub het constant mee aan de stok heeft terwijl het arme dier niets meer hoort, bijna niet meer ziet en constant door zijn heupen zakt.

Daarna hebben we nog gezellig bij het open vuur gezeten en de lokale lekkernijen van Segoulès zitten degusteren, een Bergerac waarvan ik wel een voorraadje mee naar huis wil nemen.

Vandaag gereden: Villeneuve-sur-Lot – Couze Saint Front: 61 km

Donderdag 23 augustus

Om 8 u is Jean-Pierre, David en Jeremy al op weg en ik geniet van de ochtendzon. Lekker een stukje lezen en sloten koffie drinken. Huub ligt op wacht tot Patou naar buiten komt want dan kan hij zich weer eens laten gelden.

Pas een eind na de middag komt JP weer aan. Resultaat van zijn voormiddag: 3.500 goede dakpannen. Gemiddeld kosten die hier 1 euro per stuk.

We eten wat en tegen 15 u begint het me toch een beetje op de zenuwen te werken want ik wil vandaag toch nog enkele kilometers doen anders raak ik niet op tijd in Leuven. Ik moet heel goede uitleg geven dat ik Mieke wil verrassen en op het straatfeest verschijnen. Eerst wil ik nog naar Segoulès maar onderweg denk ik, och er komen nog wel wijnboeren op mijn weg. Een ommetje naar dat dorp kost me al snel twee uur + een hoop geld. Dus neem ik maar meteen de weg naar Perigeux in de hoop daar nog op een of andere cave te vallen. Noppes natuurlijk. OK dan maar zonder Bergerac naar huis.

Ik wil stoppen na Limoges. Dat lijkt me nog deftig te doen in twee dagen. Misschien is Châteauroux haalbaar maar vanwege de hitte begin ik onderweg toch wat moeite te krijgen. Na een stop om op de kaart en in de Facile te kijken, kies ik voor Argenton-sur-Creuse. Er zijn zogenaamd twee plekken, maar de ene blijkt allen voor service en dat in het midden van de stad. De andere is aan de sporthal, een wat troosteloze vlakte, vrij stoffig en weinig schaduwrijk. Tegen 19 u is de zon toch al wat lager en dus neem ik er dat maar bij.

Vandaag heb ik weer een steviger hekel gekregen aan oude mensen die dan ook nog eens jonger zijn dan ik. Toen ik hier toekwam zag ik een Fransman, dikke uitgezakte pens, staan met een flesje bier in z’n hand. Herhaaldelijke keren zag ik hem de camperplek op en af lopen. Rond 22 u hoor ik hem een andere landgenoot aanspreken. “Die treinen hier (hooguit 5 in een uur tijd) maken het hier onmogelijk. Bovendien zitten hier op de autoparking zitten enkele jongeren waar ik geen vertrouwen in heb.” Het gaat dan over twee meisjes en één jongen, samen met een hond, die een beetje gothic gekleed rondlopen, niemand kwaad doen, niet eens lawaai maken. Het meeste lawaai komt van Huub omdat die andere hond een border collie is en daar heeft Huub het niet op begrepen. Zegt die andere Fransman: “Ik stond eerst ook op die plek en toen zag ik dat er een skatepiste was en toen ben ik meteen verhuisd.” Die dikke heeft toen zijn kar (een Ixeo) meteen naast zijn landgenoot verhuisd, met nog minder dan een meter tussenruimte. Bange wezels, godverdomme.

Ik drink een paar Stella’s en veel meer rosé en denk er het mijne van.

Vandaag gereden: Couze Saint Front – Argenton-sur-Creuze: 255 km

Vrijdag 24 augustus

Het is nog dik 700 km naar huis maar ik zie wel waar ik zal stranden. Ik kies voor de mij best gekende route: Moulins, Auxerre, Troyes, Reims. Misschien wordt het wel weer Gurgy, een lekkere plek aan de Yonne. Daarna mikt ik op iets voorbij Troyes maar dan beslis ik toch maar naar de camping in Chalons-en-Champagne te rijden. Anderhalve maand geleden stond ik daar ook en beleefde er een eerder ontgoochelende ervaring. Het staat er weer behoorlijk vol Engelsen. Voor hen is dit blijkbaar een goed gelegen tussenstop op weg naar het zuiden.

Wat mij vooral interesseert in die camping is de nabij gelegen vijver met daar omheen een afsluiting. Een perfecte plek om ’s avonds of ’s ochtends vroeg Huub los te laten lopen.

Vandaag gereden: Argenton-sur-Creuse – Châlons-en-Champagne: 415 km

Zaterdag 25 augustus

Zonder problemen raak ik doorheen Reims en ik heb nog voldoende diesel over om Bouillon te bereiken. Als ik dan toch veel te duur moet tanken kan ik het maar beter in België doen zodat onze staatskas er ook nog wat aan heeft.

Om 12.30 u parkeer ik de Kar in de Noormannenstraat, net op tijd om het hele straatfeest mee te pakken.

Eerste vraag van Mieke: “Wanneer vertrek je terug?” Leuke thuiskomst.

Vandaag gereden: Châlons-en-Champagne – Leuven: 334 km

Totaal gereden: 2.844 km (300 km naar Le Crotoy inbegrepen)

 

 

Addendum 1

 

Ward Poppe zit met zijn vrouw Gerda al ruim 25 jaar in de Agenais. Beiden runnen ze er een B&B ‘Les Huguets’ (www.leshuguets.com) net buiten Villeneuve-sur-Lot. Het is makkelijk zat te vinden want overal staan goede aanduidingen. Gerda kan heerlijk koken en Ward is een eerste klas entertainer en wil ook wel met de paarden ritjes maken in de verre omgeving. Ward zit tevens in het vastgoed en zal je meteen proberen warm te maken voor de streek en je een huisje willen verhuren of verkopen (www.maisonssud.com)

 

 

Addendum 2

 

Jean-Pierre Janssens, zijn vrouw Jeanine en zijn 7 kinderen verhuisden zo’n 20 jaar geleden van Leuven naar ‘een boerderijtje’ in Frankrijk. Dat bleek een kasteel uit 1772 te zijn met 40 ha grond er omheen, maar de gebouwen waren wel helemaal onderkomen. Al die jaren werd er keihard verbouwd en gezwoegd om alles in alle glans te renoveren en herstellen.

Kasteel Mont d’Onel

Vorig jaar is Jeanine begonnen met een B&B. Jean-Pierre maakt enkele gîtes die binnen een jaar of zo klaar moeten zijn.

Het goed heet Mont d’Onel en ligt op de D37 in Couze & Saint Front, bereikbaar op de weg van Bergerac naar Sarlat. Beneden zie je de Dordogne stromen.

Coördinaten: 44.82673 en 00.69767. www.chateau-bedrooms.fr