Tao of het rechte pad

Novenen heeft ze er voor gedaan, rozenkransen kapot gebeden, bedevaarten naar Lourdes, Scherpenheuvel en Banneux doorstaan, de litanies van de Heilige Maagd Maria, die van Sint-Jozef, de Heilige Geest en die van Alle Heiligen achter elkaar afgerammeld… Dat allemaal met het innigste verlangen, diepste geloof en (achteraf ijdele) hoop dat haar zonen op het rechte pad zouden blijven. Wat ze bij dat ‘rechte pad’ in feite voor ogen had, wist mijn moeder ook niet zo direct uit te leggen. Het had alleszins iets van doen met uit de buurt blijven van slechte café’s en nog slechtere vrouwen. Twee dingen die in haar visie onomstotelijk met elkaar verbonden waren. Gelukkig heeft die goede moeder niet lang genoeg mogen leven om te moeten toekijken hoe die zonen haar verwachtingspatroon hebben beschaamd.

Om in deze tijden op het rechte pad te blijven, vertrouwen we minder op onze moeder maar des te meer op Madame Garmin, Juffrouw Mio of Mijnheer TomTom. Het Global Positioning System heeft in zeer korte tijd zo’n bepalende positie ingenomen dat we zònder nog nauwelijks de deur uit durven.  Uitgevers van landkaarten zien hun omzet spektakulair dalen, een dreigend faillissement nabij, omdat geen mens nog een wegenkaart koopt, laat staan dat hij/zij ze kan lezen.

Ondanks de bijstand van satelieten en ijzige GPS-stemmetjes raken we maar al te vaak het noorden kwijt, rijden vrachtwagens zich in veel te nauwe stegen vast, worden kampeerwagens gescalpeerd onder veel te lage bruggen, of missen we een nieuw aangelegde ringweg die ons tientallen kilometers had doen besparen.

Zo belandde ik in Frankrijk ooit op een doodlopend boerenerf. De eigenaar vroeg me geamuseerd of er iets fout was met de Belgische GPS-instellingen. Diezelfde week waren al vier andere auto’s op zijn erf beland. “Et c’était tous des Belges,” klonk het met een nauwelijks ingehouden grijns.

Eerder dit jaar had ik de coördinaten van een overnachtingsplaats ingetikt, ergens in Duitsland. Volgens mijn logica, en na een blik op de landkaart, kon ik nog een eind op de autosnelweg blijven rijden maar Madame Garmin stuurde me twee uitritten eerder al het binnenland in. Ik werd doorheen pittoreske dorpjes met vakwerkhuizen geleid, langsheen spektakulaire landschappen, kronkelwegjes waar elke motorrijder van droomt en uiteindelijk kwam ik wel op mijn bestemming. Na een kleine rekensom had ik 29 km extra en een half uur langer gereden dan als ik naar mijn eigen intuïtie had geluisterd.

In het Italiaanse Caserta stuurde ze me een weg op waarbij ik onder vier spoorwegbruggen moest met weliswaar voldoende hoogte maar waar je wel je twee achteruitkijkspiegels moest inklappen wilde je er doorheen komen. In Cassino (waar je die beroemde abdij hebt) joeg ze me een kronkelstraatje in waar ik plots voor een voetgangersbrug strandde. Met een camper van zowat 7,50 meter lang achteruit dat straatje weer verlaten, was geen pretje.

Sinds dat boerenerf in Frankrijk, die afritten in Duitsland en die brugjes in Italië durf ik Madame Garmin nogal eens de boom in wensen en toch mijn eigen zin doordrijven. Zo van: begin maar alvast met te herberekenen, mevrouwtje. Om maar te zeggen: vertrouw nooit blindelings op je GPS.

Vertrouw ook nooit op de lokale bevolking om je de weg te wijzen. Zo stond ik ooit met een vriend aan het stadhuis van Leuven te keuvelen toen er een buitenlandse student, die een loodzware koffer achter zich aan zeulde, ons de weg naar het station vroeg. Zonder verpinken wees die vriend de man naar de Naamsestraat. “Hier de straat op tot aan het eerste verkeerslicht, daar linksaf en dan altijd rechtdoor.” Of de man ooit zijn bestemming heeft bereikt, weet ik niet, maar zijn trein heeft hij alleszins gemist.

In Londen, Barcelona, Parijs, Munchen… werd ik door bereidwillige inboorlingen op pad gestuurd naar absoluut te bezoeken bezienswaardigheden, mét uitgetekende plannetjes, om een uur later weer op het punt te staan waar me de weg was gewezen.

Conclusie: als je ergens het rechte pad dreigt kwijt te raken, wantrouw je medemens en vooral je GPS.  Koop een goede landkaart of een stadsplan. Alleen je eigen moeder is te vertrouwen om je op het rechte pad te houden. Tussen haakjes: ‘rechte pad’ in kruiswoordraadsels, drie letters, is ‘tao’.

 

Utopie op een eiland

In mijn vorige bijdrage had ik het over een nieuwe droombestemming. Daarbij had ik het tot vijf keer toe over Guersney. Slechts één goede ziel heeft er mij attent op gemaakt dat ik fout zat, met de lieve opmerking ‘als je de naam verhaspelt heb je vanzelf je eigenste droomeiland’. Dagen lang heb ik rondgelopen als een te late versie van de 1 meistoet; ik kreeg het schaamrood maar niet van m’n kaken geschrobd. Uiteraard moest het Guernsey zijn, met de s achter de n, en niet omgekeerd.

Waarmee ik weer een illusie en een droombestemming armer ben geworden. Je zal maar op weg gaan naar een eiland dat je zelf hebt uitgevonden en niet eens blijkt te bestaan. En mocht je er toevallig toch raken en er voet aan wal zetten, stel je dan maar voor dat een dienstdoende douanier meteen op de knieën gaat en uitroept ‘A l’aide mon Prince, daar komt Missotten aan.’

Nu ben ik (gelukkig) niet de enige die zich een eigen utopisch eiland bijeen droomt. Dat doet men op de Oude Markt ook. Net als ikzelf, wil men daar zo veel mogelijk baat tegenover zo weinig mogelijk last. Helaas blijkt dat quasi onmogelijk want succes heeft zo zijn stekelige kantjes. Je kunt ’s maandags geen krant openslaan of je krijgt de indruk dat er zich in de schaduw van het Heilig Drievuldigheidscollege elk weekend Siciliaans aandoende taferelen afspelen. In diezelfde krant dreigt burgemeester Tobback ermee om het boeltje op te ruimen door een sluitingsuur in te voeren, voorstel dat twee pagina’s verder door eerste schepen Devlies als onzinnig wordt afgedaan en nog een bladzijde verder door Luc Ponsaerts wordt uitgelegd als een gevolg van de algemeen optredende zedenverwildering en normvervaging.  Daar bovenop komt schepen Vandevoort op de proppen met het voorstel om alle facbars maar meteen naar de Oude Markt te verhuizen waarop de cafébazen tegenpruttelen met het argument dat studenten dan voor een ‘explosieve cocktail’ zullen zorgen.

Man, man, man, van zoveel nonsens word je toch wel helemaal duizelig. Leuven is altijd een ‘explosieve cocktail’ geweest en deze stad heeft al meer dan een gevecht overleefd. Van Pieter Coutereel tot de wekelijkse veldslagen op de Bond tussen Vlamingen en Walen, er zijn in deze stad wel altijd rake klappen uitgedeeld. Die traditie moeten nu eenmaal in ere houden, maar heeft wel een prijs. Als de huidige studentengeneratie niet zo een bijzonder hoog watjesgehalte had, moesten we de vechtersbazen niet van elders importeren.

En waarom zouden facbars nog voor meer explosiegevaar op de Oude Markt zorgen? In de tijd dat de dieren nog konden praten, was dit plein ooit exclusief terrein voor studenten. Die zaten toen bij Marraine, in de Bachus, Bandung, Kempenland, Bierkelder, de Pallieter of Ambiorix.  Ingezetenen van deze stad en andere buitenlui mengden zich niet met het studentenpubliek en kwamen niet op de Oude Markt. Die troffen elkaar in de omgeving van de Vismarkt, waar de monumentale vismijn nog niet genadeloos gesloopt was. Het waren de gloriedagen van de Zoeloe, de Macumba, The Cutter, The Pipe, de Olifant, Hiroshima, Rocky’s en Minimac… Iedereen wilde er zijn en dus ook minder onbesproken en onschuldig volk, met (alweer) legendarische knokpartijen tot gevolg. Tot de politie er grote schoonmaak hield. RIP Vismarkt.

Pas daarna werd de ingedommelde Oude Markt weer attractief vanwege de bruine kroegen. Goed tien jaar later moest het langharig werkschuw tuig plaats ruimen voor de strebers en would-be vedettes uit het mediawereldje. Plots moest het allemaal in pastelkleurtjes, met designmeubeltjes en groene planten en een bloemetje aan de ramen. De terrassen waren nooit groot genoeg en de consumptieprijzen gingen sneller omhoog dan de lift in het stadhuis. Cannabis werd per kilo verhandeld en coke werd per meter gesnoven. De Oude Markt werd Place M’as-tu-vu. Cafébazen werden ‘managers’, een kroeg werd een ‘zakelijke opportuniteit’. Over zedenverwildering of normvervaging kraaide al die tijd geen haan want tot ver buiten de Brusselse Poort kon je de kassa’s horen rinkelen. Natuurlijk trekt het schoon volk ook crapuul aan. Dat is nu eenmaal de prijs voor succes.

Ach ja, zeuren ligt in onze natuur en ik zal de laatste zijn om het de mensen van de Oude Markt kwalijk te nemen dat ze zich een eigen volmaakt eiland zonder zorgen bij elkaar dromen. Alleen opletten dat je er onderweg geen natte voeten aan overhoudt en het voorbeeld van de Vismarkt voor ogen houden. Anders zou het heel snel RIP Oude Markt kunnen worden. Haro! A l’aide mon Prince.

 

A l’aide mon Prince

Van zodra ik begon te dromen van ‘in stapje in de wereld zetten’ had ik vier ideale reisbestemmingen voor ogen. Ooit in mijn leven wilde ik de woestijn, ijsbergen, vulkanen en het regenwoud zien. Doorheen de jaren heb ik toch de Sahara en de Arabische woestijn doorkruist tot in woestijnsteden als Tamanrasset (Algerije), Sabha (Libië) of Saywun (Yemen). Moet er nog zand zijn? Neen! In de jungle van Sumatra heb ik meer kilometers dan me lief was mezelf door de modder zien strompelen, over boomwortels zien struikelen, tot aan het middel door rivieren zien baggeren en door malariamuskieten weten gebeten worden. Moet er nog ‘jungle fever’ zijn? Neen! Als extra kreeg ik er de vulkanen bovenop want op Sumatra heb je er daarvan maar liefst 26. De meeste nog zeer actief. En dan wilde ik ook nog naar Antarctica of de Noordpool maar met Groenland of IJsland als alternatief kon ik me wel verzoenen. Helaas ben ik nooit verder geraakt dan aan de Duitse kant van de Deense grens en zodoende blijft zelfs de Noordkaap tot nader order een onbereikbare natte droom.

Intussen heeft de leeftijd een stevige domper gezet op dat zwerversbestaan en worden reisplannen beperkt tot Europa, en dan nog liefst van al niet te ver uit de buurt. Maar… sinds een maand of zo is er een nieuwe droombestemming bijgekomen en is de globetrotter in mij weer wakker geworden.

Hoe en waarom? In Italië leerde ik Paul Sanders kennen, een dikbuikige, goedlachse en zeer erudiete Brit hoewel hij dat ‘Brit’ niet wilde horen. Hij kwam immers uit Guersney en dat eiland, net als Jersey en Man, maken geen deel uit van Groot-Brittannië. Die eilanden zijn kroondomeinen, rechtstreeks afhankelijk van Elisabeth II, die daar niet eens met ‘queen’ wordt aangesproken maar met ‘our duke’. Die eilanders staan namelijk heel erg op hun strepen.

Paul was gefascineerd door de geschiedenis van Sparta en kon daar uren bijzonder boeiend over vertellen. Hoe meer wijn in de man, hoe boeiender. Hij had het over Spartaanse meisjes die net zo goed als de jongens een militaire opleiding kregen en zoniet beter dan de jongens konden vechten. Hoe slaven onderling wedstrijden in hardlopen moesten uitvechten, waarop de winnaar steevast gedood werd. Wie wil immers een slaaf in huis die zich zeer snel uit de voeten kan maken?

Bij de zoveelste fles Montepulciano begon Paul over zijn thuisland en dat was desnoods nog boeiender dan Sparta. Hij pakte dan uit met breedvoerige verhalen over de archaïsche vorm van samenleving die op de Kanaaleilanden nog heerst. Gebruiken en tradities die daar al sinds de verovering door de Noormannen in de 10de eeuw in ere worden gehouden. En daar valt je mond wel wagenwijd van open.

Zowel Jersey als Guersney hebben een eigen parlement, eigen wetten, een eigen radio- en tv-station en willen niets met Groot-Brittannië, laat staan met Europa, van doen hebben. Het mooiste was wel zijn uitleg over een bepaald facet van het rechtssysteem op Guersney, dat teruggaat tot Rollo, de stichter van Normandië: de clameur de haro. Een voorbeeld van hoe het werkt. Je bent het kotsbeu dat vrachtwagens van een steengroeve langs jouw tuin voorbij rijden en het stof doen opwaaien. Dan stap je naar de eigenaar van de groeve, met twee getuigen, je knielt neer, steekt een hand omhoog en spreekt de woorden uit: ‘Haro! Haro! Haro! A l’aide mon Prince, on me fait tort.’ Dan bid je het Onze Vader. In het Frans! Daarop moet de boosdoener meteen alle activiteiten stoppen tot de rechtbank uitspraak heeft gedaan. Krijg je ongelijk, betaal je een zware boete maar de persoon van het voorgaande voorbeeld kreeg wel gelijk omdat hij niet in alle peis en vree van de genoegens van zijn tuin kon genieten. Die steengroeve kreeg de keuze: een andere weg aanleggen of sluiten.

Haha, denk je dan, stel je voor dat je een dergelijk systeem in Leuven zou kunnen toepassen. Een Getuige van Jehova aan de deur? Haro! Een student na middernacht op straat? Haro! Luc Ponsaerts die weer over het Fochplein begint? Haro! Edmond Feyfer in je buurt? Haro! Verzin zelf maar een paar mogelijkheden. Hoe mooi zou de maatschappij er niet uit zien mocht bij ons die clameur de haro ook van toepassing zijn.

Begrijpt u nu waarom ik ervan droom om ooit naar Guersney te gaan? Laat Antarctica en de ijsbergen maar zitten.