Brieven uit Siberut

Een van mijn beste vrienden is Gijs S. Ik heb hem nooit in levende lijve ontmoet. De eerste keer dat ik van hem hoorde praten, was hij al een tijdje dood. Bitter jong was hij toen. Toch heb ik me maar zelden met iemand zo intens verbonden gevoeld. Hoe dan wel?
Gijs studeerde etno-musicologie en voor zijn doctoraal haalde hij het in het hoofd om naar Siberut te trekken. Dat is een totaal met oerwoud begroeid eilandje ten westen van Sumatra waar een zeer archaIsch volkje, de Mentawai, leeft. Dat idee werd hem ingepraat door zijn mentor, de Zwitserse Nederlander Reimar Schefold, befaamd professor etnologie, die in de jaren 60 geruime tijd op dat eiland had gezeten en daar turven van een studies over publiceerde. Daarin had hij het zeer vaak over de gezangen van de kerei, de lokale sjamanen zeg maar. Gijs was er door gefascineerd geraakt en vol enthousiasme, maar bijzonder slecht voorbereid en nogal roekeloos voortvarend vertrok hij naar ginder. Met zijn gids doorkruiste hij het regenwoud op zoek naar de plaatsen die Schefold hem had aanbevolen. Hij noteerde er de muziek en nam die op met een aftandse cassetterecorder. Tussendoor schreef hij ettelijke en ellenlange brieven naar zijn verloofde waarin hij zijn wederwaardigheden, zijn dagelijkse leven en zijn avonturen uit de doeken deed.
En dan sloeg het noodlot toe in de vorm van hersenmalaria. Dab heb je nog 36 uur de tijd om de juiste medicatie te krijgen. Hij raakte niet meer tijdig van het eiland af en bezweek onder hoge koortsen.
Een vriend beeldhouwer kapte een grafsteen die de broer van Gijs boven het graf plaatste. Dat graf ligt hoog tegen een heuvel aan, in de weldoende schaduw van een reusachtige boom.
Vijf jaar na zijn dood las zijn verloofde Jeanette de brieven van Gijs voor in een radioprogramma van de VPRO en daarna werden die gebundeld in het boekje ‘Kirekat, brieven uit Siberut’. Op de voorstelling van dat boek in Amsterdam leerde ik zijn ouders kennen. Intussen was ik ook al enkele keren op dat eiland geweest, had er de meest vreemde dingen meegemaakt en raakte maar moeilijk weer thuis na een bezoek. Wat Gijs in zijn brieven schreef, had ik aan de lijve ondervonden. Hij stond met dezelfde gevoelens als ikzelf tegenover de Mentawai en ik kon zijn boekje niet lezen zonder tranen in de ogen. Hij was mijn zielsbroer, mijn strijdmakker, misschien wel mijn alter ego. Telkens ik in Muara Siberut kwam, beklom ik er de heuvel naar de grote boom om er een beetje bij zijn graf te zitten. Zoals het daar gebruikelijk is, steek je een brandende sigaret tussen een gekloven twijgje, leg je wat eten bij het graf en versier je het met bloemen; kwestie van de geesten gunstig te stemmen.
Op een bepaald ogenblik wilden zijn ouders, toch al achteraan in de zeventig, naar het eiland om zijn graf te bezoeken. Omdat ik er in dezelfde periode net was, zou ik hen in Padang op Sumatra van het vliegtuig halen en samen de oversteek doen.
Dagen lang zag ik vader S. met een harkje en een schopje de heuvel optrekken om het graf van het welig tierende onkruid te ontdoen. Daarna sleurde hij nat in het tropische zweet zakken grind mee naar boven. Het graf van zijn zoon moest er netjes bij liggen. Dagen lang heb ik met zijn moeder mijn lokale gids en vertrouweling moeten uithoren over de laatste dagen van haar zoon. Ze moest alles weten, tot in de kleinste details. Op de voorlaatste dag zijn we naar het primitieve dispensarium gelopen waar Gijs de laatste zorgen kreeg van een Duitse missiezuster. Ze greep mijn hand en ik moest met haar op zijn sterfbed gaan zitten. Geen traan, geen zucht. Ze knikte alleen maar ingehouden terwijl ze heel de kamer haast fotografisch in zich opnam. Sterke vrouw. Na een uurtje of zo zei ze: “OK, dat was het. Nu wéét ik.” Dat uur met haar samen zal ik me altijd blijven herinneren als het meest emotioneel geladen ogenblik uit mijn leven.
Daags nadien zaten we weer op de boot naar het vasteland van Sumatra. Ik wuifde hen uit op de luchthaven en daarna hebben we elkaar nooit meer weergezien; ik weet zelfs niet of ze nog leven.
Nadien ben ik nog herhaaldelijk op Siberut geweest, telkens weer beklom ik die heuvel en heb heel wat sigaretten gebrand aan de zijde van de soulmate die ik nooit gekend heb. Hoewel.

‘Kirekat, brieven uit Siberut’ van Gijs Schneemann. Uitgeverij Hadewijck (1992) ISBN 9052401527.

Epiloog

Ik ben 134 dagen van huis weg geweest en heb 4.067 km gereden. Gewoonweg om de druilerige winter hier te vergeten. Was het de moeite waard?

Alleen onderweg zijn, is niet leuk. Zoveel is zeker. Alleen ergens verblijven ook niet. Onderweg kun je alleen of tegen jezelf zitten lullen of tegen de hond. In dat tweede geval hou je er weinig of geen conversatie aan over.
Van nabij ondervonden dat een man alleen met heel veel argwaan wordt bekeken en je veel minder kans maakt op sociaal contact. Op een bepaald ogenblik stonden we met een tros alleenstaanden op één lijn: 2 Nederlanders, een Zweed en ik, en aan de overkant van de straat een Engelsman. Die straat van ons kreeg op de camping meteen de naam: Vrijgezellenlaan. Daar laat je je vrouw niet alleen doorheen lopen. Ik kreeg pas goede contacten op het ogenblik dat of nadat Mieke op bezoek was.
Waarom zich al die tijd beperken tot één plek? Van vrienden hoor ik altijd dat het ginder zo leuk is en weer elders nog veel leuker. Daar sta je lekker in het wild, vlak aan het strand en het is nog gratis ook. Wat er niet bij verteld wordt, is dat ze met een koppel zijn (zie hierboven), dat ze een zonnepaneel op de kar hebben liggen, dat ze vlak bij een totaal verlaten dorp staan, dat ze 5 km moeten fietsen om water te halen, dat de meest nabije winkel of restaurant 15 km verder is en dat de politie je elk moment van de dag (of nacht) kan wegjagen. Een tweede argument dat ik vaak hoor is ‘het weer’. Meer zuidelijk lijkt het altijd beter weer te zijn tot je ginder toekomt. Als het in Albir slecht is, is dat elders in Spanje gegarandeerd nog veel slechter. Een derde argument is dat ik zo toch niet veel te zien krijg van Spanje. Nu ja, daarmee bedoelen ze dan die kunstmatig uit de grond gestampte kustdorpjes met nieuwbouwprojecten want zelf komen ze ook niet in het binnenland, tenzij om er in sneltreinvaart doorheen te sjezen. En dan komt mijn argument: ofwel ga je reizen ofwel ga je overwinteren. Ik ga voor dat tweede en dus, als ik me ergens goed voel, waarom dan elders op zoek gaan naar iets dat hooguit even goed kan zijn?
Voor het geld moet je het zeker niet doen. Je kunt goedkoper naar Alicante vliegen dan erheen te rijden. Je kunt zo goedkoop een appartementje huren met alles erop en eraan als kampeergeld betalen. Helaas mis je dan het sociale contact van een camping.
Op dat vlak was die maand op camperpark Costa Blanca (bij Luc en Sonja) wellicht de meest intense. Niet zozeer omdat ik daar Eddy, Louis en Ronnie (die ik trouwens weinig te zien kreeg) al kende maar omdat het met de andere mensen ook direct goed in de haak zat. Telkens ik nog eens Nieuwjaar vier, zal ik denken aan Omer en Anneke waar ik tot 2 u ’s ochtends in de kou pintjes stond te drinken. Telkens ik het woord ‘oliebol’ zal horen, zullen mijn gedachten meteen naar Hans en Bettie gaan. Ik kan het woord ‘zuignap’ niet meer horen zonder te denken aan Ron en Marja en de uitdrukking ‘de zon staat onder de draad’ is onlosmakelijk verbonden met Martin en Petra. Eerlijkheidshalve moet ik eraan toevoegen dat mijn verblijf daar op de berg niet zo lang zou geduurd hebben zonder Luc De Roover ofte Lucas Rabisto. Hij zorgde voor een regelmatige aanvoer van drank en eten, voor lange avonden van opgehaalde herinneringen, waarvoor mijn eeuwige dank. Slechts twee nadelen aan die plek. Een: in feite wel ver verwijderd van de stad, zonder (liefst elektrische) fiets of scooter ben je daar niet veel. Twee: de massa honden die ’s nachts niet ophouden te blaffen en tijdens de dag niet te betrouwen zijn. Huub heeft er een trauma aan over gehouden.
Mijn verhuizing naar camping Cap Blanch heeft ook verscheidene redenen. Een: Mieke drong erop aan omdat zij die plek blijkbaar wel ziet zitten na er vorig jaar maar vijf dagen geweest te zijn. Twee: de aanwezigheid van Frey en Fab waardoor je je toch een beetje minder alleen voelt en omdat er wel altijd iets te vinden is waar je hard mee lachen kunt. Drie: je komt de camping uit, steekt de straat over en daar is het strand met één van de mooiste panorama’s van Spanje. Vier: de winkel/horecabedrijf van Rabisto ligt op vijf minuten lopen en een dagelijkse wandeling erheen eindigt altijd in een groots verhaal. Vijf: in een straal van 500 meter heb je ontelbaar veel restaurantjes waar je voor minder dan 10 euro kunt eten; in een straal van 1 km heb je vier supermarkten. Zes: hoewel veel groter dan bij Luc en Sonja, heb je toch ook wel meteen goede contacten, niet in de minste plaats omdat F&F je bij alles zoveel mogelijk betrekken. Zeven: Huub voelde er zich helemaal thuis; na een maand hoefde ik hem niet meer aan het touw te hangen. Alleen die verdomde duiven die hem constant kwamen uitdagen…
De meest spijtige ervaring was het feit dat we er niet in geslaagd zijn om de voortent op te zetten zoals het hoort. Voor een langer verblijf is zo’n ding wel noodzakelijk omdat er zoveel dingen een plaatsje moeten vinden en omdat zo’n tent je toelaat ook buiten te zitten als de wind blaast.
Een andere spijtige ervaring is het feit dat mijn plooifiets niet is uitgerust met een elektromotor. Die fiets heeft net geteld 200 meter gereden. Eens heeft Mieke er het blokje op de camping mee rond gereden en daarna ikzelf ook een keer.
Een derde spijtige ervaring is de zwakte van de wifi op de camping. Net op de momenten dat je internet het meest nodig had, raakte je er niet op omdat heel Klein-Holland zat te skypen en maar wat met de kleinkinderen zat te leuteren.
Nog een spijtig toeval: het feit dat ik er niet in geslaagd ben om foto’s op m’n blog te plaatsen. In realiteit ben ik ook te tam om foto’s te nemen. Als ik dat dan eens wil doen, heb ik m’n camera niet bij en als ik die wel bij me heb, vergeet ik het ding te gebruiken. Ik beloof mijn leven te beteren.

Ik wil hier nogmaals al mijn oude en nieuw gemaakte vrienden hartelijk bedanken voor alle moeite die ze gedaan hebben om het mij zo aangenaam mogelijk te maken. Geen namen want anders wordt het lijstje te lang. Toch een vermelding voor Dree Peremans en Greet en voor Jean-Pierre Janssens en Jeanine. Ik mocht in Hautefage-la-Tour en Couze-St.Frond weer fijne momenten beleven. En lekkere wijn drinken.

Dinsdag 23 april

Het is koud geweest deze nacht. Nu ja, alles is betrekkelijk, maar toch: slechts 6° als je buiten komt… je bent toch wel wat anders gewend. Ook Huub is anders gewend want hij springt mestnat van de dauw de kar in en ik kan de vloer opnieuw dweilen.
Iets na negen ben ik weer op pad. Het wordt dus Montargis en Sens. In die laatste stad neem ik de raad van Madame Garmin (ik had nog een Nüvi in reserve) niet au sérieux op de plek waar ze me de autosnelweg wilt opsturen (bleek dat achteraf toch wel de juiste beslissing) en dus reed ik rechtdoor, de stad in. Is me dat een gehannes geworden, ja. Veel tijd verloren, natuurlijk.
Achteraf heeft ze dan wraak genomen, die madame. Ze heeft me door de meest onooglijke maar wel best leuke dorpjes laten rijden, langs kleine D-wegen waar twee auto’s elkaar nauwelijks konden kruisen, en via allerlei kruispunten waar ik het noorden volledig kwijt raakte. Maar… ze had het bij het rechte eind.
Eerst dacht ik te stoppen in Provins maar daar was ik al iets na elven. Volgende doelstelling: Dormans aan de Marne. Daar was ik al iets na één. Dan maar door trekken tot Laon. Ook dat ging vlot. En dan zie je ineens een bord met daarop Bruxelles 128 km. Tja, dan heeft het ook geen zin meer om nog een camping op te zoeken.
Best jolig als je naar Mieke kunt bellen met de boodschap: ‘Schat, wat eten we vanavond?’ Antwoord: ‘Oei, ben je toch blijven rijden en ik moet deze avond gaan eten in ’t Zwart Schaap.’
Hoe dan ook, iets voor zessen draaide ik de Noormannenstraat in en Huub was heel blij dat hij weer thuis was. Ik ook trouwens. Een flesje witte wijn uit mijn koelkast mee naar binnen genomen, met het vrouwtje nog wat op het terras kunnen zitten en dan moest die naar haar afspraak.
Ik heb dan de straat maar overgestoken om met de familie Lombaerts iets (te veel) te drinken. Mieke was ook vroeg thuis want die moet er morgen om vijf uur uit.

Vandaag gereden: 512 km

Maandag 22 april

’t Is al kwart voor acht als ik wakker schiet. Ik ben nog net op tijd om de mannen JP, Jeremy en David uit te waaien. Ze hebben een betonwerk in Lalinde en JP kennende komt die niet voor half acht weer thuis. Ik speel met het idee om nog een dag te blijven hangen maar dat blijkt toch niet zo’n goed idee. De mensen mogen zich niet verplicht voelen en het begint toch te jeuken om weer thuis te zijn.
Ik praat nog wat met Jeanine maar tegen half tien ben ik weer op pad. Niet na alweer een jacht te hebben gemaakt op Huub die duidelijk te verstaan geeft dat hij geen zin heeft om weer een dag in de kar rond te tuffen.
Graag wil ik toch wat kilometers vreten vandaag. Dus gezwind naar Bergerac, Perigeux en Limoges en daar de A20 op tot in Vierzon. Daar neem ik richting Auxerre, een slechte gewoonte blijkbaar. Helaas heb ik op die weg nu af te rekenen met de ene omleiding na de andere. In Vailly-sur-Sauldre houd ik het voor bekeken. Het loopt tegen vier uur aan en mijn bobijn is af. Die van Huub nog veel meer. De zon schijnt maar het is fris. Het is een mooie plek met veel groen en bankstellen, zelfs WC’s. Er staat een camper of vijf, allemaal Fransen, maar geen mens te zien. Waarschijnlijk allemaal fietsen of wandelen. Iets na zessen komen ze toe en het is meteen een groot feest met veel gelach en er wordt zelfs gezongen. Mooi zo.
Na mijn portie spaghetti wil ik gaan afwassen als net de ontvangster toekomt. Staplaats = 3,50 euro + elektriciteit 2,50 euro. Een habbekrats voor wat je hier krijgt.
Morgen zie ik wel welke richting ik uitrijd. Het wordt Auxerre of Montargis en Sens.

Vandaag gereden 416 km

Zondag 21 april

Als ik wakker word, is het al te laat om die andere camper te zien verdwijnen. Ook de tentbewoner is al op stap. Om het kort te houden, na een telefoontje naar JPJ en een pot koffie, ben ik op weg naar Couze-Saint-Frond. Iets meer dan een uur later rijd ik zijn parking op en moet ik ondervinden dat hoe meer noordelijk, hoe frisser het wordt. Je kunt met moeite buiten zitten. David is er, Nicolas met zijn verloofde ook, Jeremy is gaan sporten en komt later toe, en Julie woont nu met haar drie kinderen weer bij papa en mama. Ze is dan eindelijk toch gescheiden van haar bullebak van een militair.
We kletsen een stuk, drinken een roseetje en kletsen nog wat verder. De zon komt er later in de namiddag toch doorheen maar warm kun je het niet noemen. We gaan een kijkje nemen aan de Couze waar JPJ een vistrap heeft gebouwd, een serieus groot werk voor zijn bedrijf. Op het terrein ernaast ziet het zwart van het volk dat zich aan de nationale sport begeeft: pétanque.
Mijn tekst voor Leuven Actueel is dan toch klaar gekomen en met toegang tot internet, verdwijnt die richting Bartje Mertens.
Gisteren heb ik bij Dree ook even tijd gehad om de mail van F&F te beantwoorden. Telkens als ik denk (en dat doe ik zowat voortdurend) aan de mooie tijd die we samen hebben doorgebracht, vind ik het weer spijtig dat ik naar huis rijd. Maar… onderweg krijg ik vaak een lachkramp als ik me de grappen en grollen weer herinner.
JPJ en Jeanine hebben toch wel hun deel van de ellende gehad. Je mag dan al in een kasteel zitten, ze hebben het ook niet cadeau gekregen en wat JP daarin allemaal op eigen kracht gepresteerd heeft, mag velen tot voorbeeld zijn. Het ergste van die kerel is nog wel dat hij geen seconde kan stil zitten. Plots is hij weer ergens een machine aan het verplaatsen, dan zit hij weer zakken cement in te laden. “Als we morgen willen presteren, moet ik er ook klaar voor zijn,” is zijn commentaar.
Hij heeft nu al zes ezels in de wei lopen. “Als ik met pensioen ben, zal ik me daar intens mee bezig houden,” zegt hij dan wel maar hij weet zo goed als ik dat er nooit een pensioen of een rustperiode zal komen.
’s Avonds zitten we bij de open haard nog wat te kletsen met een goede fles Bergerac, maar rekening houdend met het feit dat de man morgen heel vroeg op moet, stap ik maar naar de kar. Huub heeft daar helemaal geen zin in en wilt niet binnen komen. Ik moet hem zelfs met de leiband naar de kar sleuren. Hij vindt het hier best naar zijn zin, krijgt van iedereen veel aandacht en kan lustig rond hossen zonder die verdomde leiriem waar hij nu al vier maanden aan vast heeft gehangen.
Ik probeer nog wat te lezen maar de ogen willen niet mee. Om 22 u lig ik al te maffen.

Zaterdag 20 april

Eigenlijk geeft het wel een fijn gevoel als je weet dat de stad Villeneuve een ambtenaar betaalt om alleen maar op jouw kar te passen. Nu mijn enigste metgezel hier weggereden is, sta ik weer moederziel alleen op deze camping waarvan ik weet dat de gemeente Villeneuve 0;20 euro verblijfttaks zal vangen. Met de andere 8,50 euro moeten ze dan maar zien het onderhoud en de bewaking van deze plek zien rond te krijgen.
Dree zal me vandaag komen oppikken om in Villeneuve naar de markt te gaan. Iets wat me in feite geen barst interesseert maar een terrasje doen er vlak naast is natuurlijk lekker meegenomen. Ik blijf het wel een leuke stad vinden die nu lichtjes in opspraak is gekomen vanwege een ex-burgemeester met nogal wat zwart geld op een Zwitserse rekening. Op het terras ontmoeten we Nederlandse dames waarvan er eentje nu al vier jaar in de omgeving woont. Vroeger was zij danseres bij Béjart en nu heeft ze zich moeten aanpassen aan het landleven. Een zeer aangename dame, trouwens. Had ik gisteren nog tegen Dree gezegd dat ik wel blij was eens geen Hollands te moeten horen…
Om het over en weer gerij tot een minimum te beperken, rijd ik met Dree en Greetje mee naar het einde van de wereld, meer bepaald naar huis dat ‘Le Bout du Monde’ heet. Greet heeft weer wat stenen gevonden om die heel kunstig tot een steunmuurtje bijeen te puzzelen. Dree moet zijn dutje doen en ik loop een beetje over het domein om te zien of alles er nog als voorheen bijligt.
Voor deze avond zijn er landgenoten uitgenodigd om pizza te komen eten. Immers, Dree heeft zich een pizzaoven aangeschaft, een gietijzeren monster van dicht tegen 200 kg aan. Gelukkig staat het ding op wieltjes. En dan klieven we hout, stoken dat ding op tot over 200 graden en dan is het tijd voor een aperitiefje, meer bepaald voor een trippel van Westmalle. Heel die tijd is Greet bezig geweest in de keuken. Dree heeft dan wel de reputatie de kok van het huis te zijn en zoals het bij alle grote chefs het geval is, worden de voorbereidingen door de staf gedaan, in casu Greetje. Zij moffelt de pizza’s zelfs in de oven en de hand van de meester beperkt er zich toe om de oven op temperatuur te houden en om de klaar zijnde pizza’s eruit te halen.
Het wordt een fijne avond met een prachtig wijntje uit Buzet. Het gesprek is van niveau (wat had je anders verwacht) en de drank gaat er vlot in. Het loopt toch al tegen 1 u aan voor Greetje de autosleutels neemt en me naar mijn tijdelijke thuis op camping Le Rooy voert. Er is intussen één camper + één tent bijgekomen. De bezettingsgraad van deze ochtend is dus verdrievoud. De stad Villeneuve doet goede zaken.
In bed maak ik me de bedenking nooit of te van mijn leven een pizzaoven aan te schaffen. Nu ik gezien heb hoeveel gehannes aan zo’n stuk brood met beleg erop vooraf gaat, prijs ik me toch gelukkig dat ik alleen een telefoontje hoef te doen en dan 300 meter lopen om mijn pizza Pavarotti op te halen bij de beste pizzeria van Leuven: Aurora aan de Blauwe Hoek.

Vrijdag 19 april

Hartelijk welkom in het zonnige zuiden van Frankrijk. Mijn kont ook, ja. Het heeft van gisteren 18 u onophoudelijk geregend, van zodra het gemiezer ophield begon de stortregen. Dat heeft zo heel de nacht geduurd zodat ik er toch heel vaak van wakker geworden ben. Bij de eerste klaarte, het zal zowat half zeven zijn geweest, vertrok mijn Franse buurman die op weg was naar Spanje. Heel even heb ik eraan gedacht om zijn voorbeeld te volgen en weer naar de zon te rijden. Uiteindelijk werd het toch nog 10 u vooraleer ik weer op weg was. In Pau natuurlijk hopeloos verkeerd gereden en voor ik er erg in had, zat ik op de autosnelweg A64-A65. Iets voor Aire-sur-Adour er weer af en de départementals opgezocht. In Condom (jaja, dat is een best aardig stadje in de Armagnac-streek) bij de Intermarché gaan tanken maar boven die pompen stond een dak en daarop een plakkaat van 2,80 meter. Hola, dan maar liever weer achteruit maar de lieve dame in de kiosk (alweer een lieve dame, de tweede al in nog geen 12 u Frankrijk!) wenkte me dat het wel zou lukken. Ze kwam zelfs uit haar keet om te zeggen dat ik na het tanken misschien toch maar beter weer achteruit zou rijden, wilde ik mijn antenne niet kwijt spelen. Waarom zijn mensen niet overal zo behulpzaam?
Heel de dag is het blijven miezeren tot in Agen. Daar klaarde het een beetje op. Ik had het tamelijk goed berekend want om 13.30 u was ik in Villeneuve, net iets te vroeg om het camperbedrijf open te vinden. Dan maar naar Dree gebeld. In feite had ik hem uit zijn middagdutje vandaan gehaald. Hij zou me in dat bedrijf ontmoeten. Wat ik vreesde werd ook bewaarheid: de leefbatterij had droog gestaan en alle elementen waren naar de knoppen. Nochtans had ik voor mijn vertrek alle cellen opgevuld met gedistilleerd water. Zou het kunnen dat die batterij te veel heeft afgezien van het feit dat ze vier maanden onder stroom heeft gestaan? Een vraag die ik zeker en vast aan Johnny moet stellen, toch de specialist ter zake.
Intussen was Dree er komen aanrijden. Hij had toevallig toch een pinkerlichtje nodig. Omdat ik toch moest wachten tot die batterij geïnstalleerd was, zijn we dan met z’n beiden maar naar het centrum gereden, naar de brasserie Trotini om daar iets te drinken. Ik snakte naar een kop koffie. Dree is nog altijd bezig met de biografie van Wannes maar het blijkt heel moeilijk om zijn bronnen te vinden. Hij hoopt er in 2015 mee klaar te zijn. Als hij zo lang nog te leven heeft, natuurlijk.
Toen ik mijn factuur kreeg, was het toch even slikken. Maar liefst 485 euro! Goed gestolen, denk ik dan wel, maar wat moet je anders.
Dan maar direct naar camping Rooy gereden waar ik vorig jaar in augustus ook gestaan heb en bijna gesmolten was van de hitte. Ik stond er moederziel alleen tot 18.45 u. Toen kwam er nog een Fransman binnen rijden en omdat die zag dat ik een hond bij had, reed hij verder door tot helemaal op het einde van de camping. Eindelijk is de zon er doorheen gebroken zodat het toch nog een aangename avond is geworden. Niet zo warm als in Albir maar het is tenminste droog.
Een dealer van Garmin heb ik niet gevonden. Dree zegt dat er in Leclerq wel een shop is maar die zijn er ook alleen maar om te verkopen. Het blijft dus behelpen.
Misschien klinkt het heel melig maar ik mis Albir wel heel erg. Niet zozeer de plek als wel de mensen en hun eigenheden die ik er mocht beleven. Het is gevaarlijk om lang op voorhand te plannen maar bij leven en welzijn ben ik er volgende winter weer. Zoveel is wel zeker.

Donderdag 18 april

Jeezes, wat is het vandaag een klotedag geworden. Het begon nochtans goed. Geslapen als een os tot 9 u en ik lag er nochtans vroeg in, toch voor mijn doen.
Van heel de nacht Huub slechts één keer moeten koest houden omdat hij aansloeg. Een hele prestatie. Van hem dan toch. De zon staat weer prachtig in de hemel, het is al behoorlijk warm en dus in shorts en marcelleke de weg op. Eerst nog bij het dokterspaar uit Peer een flesje wijn en ons adres gaan bezorgen; je weet maar nooit waarvoor dat goed is. Het zijn tenslotte fijne mensen hoewel ze van Peer afkomstig zijn. Maar ja, zo ken ik er nog wel een paar in hetzelfde geval.
Daarna de baas er toch eventjes op gewezen dat zijn zoon mij de volle seizoensprijs had aangerekend en ik kreeg netjes 3 euro terug. Dus was het 18,50 euro i.p.v. 21,50 wat nog veel te veel is voor de weinige diensten die je op die camping krijgt. Gisteren moest Monique ik weet niet wat betalen voor een halfuurtje internet en op de seconde sloeg het ook weer af.
Gemakkelijker dan gedacht vond ik de route naar de snelweg weer terug en het was dus tuffen naar Teruel en Zaragosa. Onderweg moest ik tanken en in een optimistische bui had ik er weer te veel in gedaan met als gevolg dat de overtollige diesel gewoonweg onder de kar vandaan spoot. Ik had beter moeten weten. Een tijdje gewacht tot het merendeel opgedroogd was en dan maar met een ei in m’n broek weer vertrokken in de hoop dat opgewarmde diesel niet spontaan zou ontvlammen.
Omdat m’n gps het nog altijd weigert te doen, werd het dus een rit op de ouderwetse manier. Vaak stoppen om de kaart te lezen en te controleren of je nog altijd op de goed weg zit. De bedoeling was om in Jaca een onderkomen te zoeken op camping Victoria. Eddy had me die camping aanbevolen. Binnen enkele maanden komt hij ook deze richting uit omdat hij in Burgos op zijn maten zal wachten die met de fiets naar Santiago rijden. Helaas is het zeer moeilijk om die coördnaten te vinden als je geen gps beschikbaar hebt. Nu was ik tamelijk vroeg in Jaca en ik zag een bordje met minder dan 50 km naar ‘Francia’. Dus ben ik maar verder gereden, door de Somporttunnel. De weg er naar toe is minder goed bereidbaar omdat er nogal werkzaamheden bezig zijn om die E7 te verbeteren en te verbreden. Voor mij doemden de nog altijd besneeuwde Pyreneeën op. Aan de Franse net iets meer als aan de Spaanse kant. Net na de tunnel nog even gestopt om Huub uit te laten onder het motto: voilà, Huub, dit is nu jouw thuisland, zie. Het kon hem geen zak schelen. Erger was dat net na de tunnel, ik iets te zien kreeg wat toch al wel een tijdje geleden was: bewolking. Toch maar een T-shirt aangetrokken en de korte broek ingeruild voor een jeans.
Ik herinnerde me dat er in Oleron-Ste-Marie een camperplaats was maar hoe ik daar ook zocht, een aanduiding er naar toe was niet te zien en zonder gps was dat bijna niet te vinden. Toen zag ik ineens een aanduiding naar een camping. Hoera, daar dan maar op af. Helaas, alweer helaas, die camping opent pas op 1 mei maar de lieve dame aan de balie (en verdomd het was een lieve dame) verwees me naar de camperplek, met een tekeninkje erbij en een uitleg die niet kon missen.
Ik was blij dat ik het gevonden had en dat er ook nog plaats was. Weer eens helaas, mijn vreugde was van korte duur. Huub was nog maar net buiten of het begon te regenen. Daar bovenop ontdekte ik dat mijn 12 volt-circuit onderweg was uitgevallen. De koelkast had dus heel de dag niet gewerkt en ik was gedoemd om de avond in het duister door te brengen. Alle zekeringen gecontroleerd maar niets gevonden. Nog een geluk dat ik tot 20.30 een beetje licht had. En met een kaarsje erbij kan het er ook wel mee door.
Al met al toch een goede beslissing om niet in Jaca te stoppen, denk ik dan maar. Ik zat met het idee te spelen dat met een beetje meer kilometers af te leggen, het mogelijk moest zijn om vrijdagavond al in Villeneuve aan te komen. Waarom? Een sms van kameraad Mertens die tegen zondagavond weer een stukje verwacht. Als ik daar vrijdag toekom, kan ik zaterdag rustig aan dat stuk werken, dacht ik zo. In geval van nood kan ik het dan ook nog van bij Dree doorsturen.
Nu zal ik morgen zeker en vast tot in Villeneuve moeten doorrijden, en liefst zo snel mogelijk, omdat ik weet dat daar een camperbedrijf is. Misschien dat men daar iets kan doen aan dat systeem. Ik kan alleen maar hopen dat mijn leefbatterij niet naar de verdoemenis is want anders kost me dat weer een bom geld. Bovendien moet Dree me dan maar eens uitzoeken of er in de buurt een dealer is die Garmin heeft en die het ook eens kan nakijken waarom mijn Zümo het laat afweten.
En in deze hoop en dit hooggespannen verwachtingspatroon ga ik nu maar slapen. Ik hoef zelfs geen licht uit te doen, want dat is er niet.

Vandaag gereden van Viver tot in Oleron-Sainte-Marie: 465 km waarvan alleen de laatste 100 km moeilijk was. De overige afstand was eerder vervelend. Je reed als het ware door een maanlandschap.

Woensdag 17 april

Toch zenuwachtiger dan ik bij mezelf wil toegeven. En dan proberen de schone schijn op te houden en maar doen alsof er niets aan de hand is. Frey komt nog gauw een fruitsapje brengen en ik blijf doen alsof ik alle tijd van de wereld heb. Met Jorgen naar het kantoor gestapt om af te rekenen maar er was een stroompanne en dus konden de computers niet werken. Dus maar weer een half uurtje wachten. Van de rekening snapte ik geen barst maar het kwam toch min of meer in mijn voordeel uit. De eerste periode betaalde ik 12,02 euro per dag. Nu moest ik nog 55 nachten betalen. Dat zou dus 601,10 euro betekenen. Daarbij komen dan 7 dagen van de semana santa waarvoor 3 euro extra wordt gevraagd. Totaal 622,10. Het meisje achter de balie kon er allemaal niet erg goed aan uit (misschien was de computer nog niet helemaal weer opgestart) maar ik kreeg een factuur van 564,75 euro. Je hoorde mij dus helemaal niet discussiëren.
Mijn linker voorband (die in december gerepareerd was) stond precies een beetje platjes en Jorgen mat maar 2,1 bar. Dus zou ik zo snel mogelijk moeten uitkijken naar een plek om die band meer ‘lucht’ te geven.
Toen ik dan alles nog een gecheckt had (en goed bevonden) kon ik toch eindelijk vertrekken nadat heel de buurt me goede reis was komen wensen. Daar houd ik niet van, verdorie, en wel helemaal niet als ik Leni en Fab met waterlanders zag staan. Dan schiet het eigen gemoed ook wel vol en moet je heel hard op je tanden bijten. Op zo’n ogenblik heb je veel zin om gewoonweg te blijven staan tot al die anderen vertrokken zijn en er niemand meer overblijft om afscheid van te nemen. En staat Frey ook nog eens aan de uitgang om de slagboom op te doen. Ter hoogte van de Sacristan los je dan een ferme vloek en je hoopt dat Rabisto niet komt aantuffen om ook nog eens met het handje te zwaaien.
Onderweg verliep alles vlotjes. Op de 332 was geen overdreven gerij en de passages van de stadjes onderweg was ook niet te moeilijk. Eens voorbij Valencia en al op de goede weg naar Teruel (A23) laat de Garmin het afweten. Ik stop op een parking om uit te vissen wat er daarmee aan de hand is en ook om Huub eens de poten te laten strekken. En wat merk ik? Ondanks al mijn goede voornemens en ondanks mijn grote controleronde toch nog wat vergeten. Een: vergeten de koelkast op batterij te zetten. Twee: vergeten de kastjes in het toilet te vergrendelen en mijn spoelsysteem vergeten op een veilige plek te zetten. Gevolg: vijftig oordopjes die in een vijvertje water liggen te dobberen en dus goed zijn voor de vuilbak + een stapel potjes, kammen, tandenborstels en andere onzin die over de vloer verspreid liggen. Goed gedaan, Missotten.
De Zümo laat het helemaal afweten. Gelukkig weet ik dat ik afrit 31 moet nemen voor de camping in Altura. Die staat afgeladen vol en ik vind de toegang niet. Dus maar weer de A23 op en verderop proberen. Ik had nog een camping in Viver genoteerd en gelukkig stond dat wel goed aangeduid, anders had ik hem zeker niet gevonden zonder gps. Villa de Viver heet het ding en de Nederlandse baas ziet er mij wel een toffe kerel uit met weinig kapsones. Je hoort hier geen reet, er staan maar weinig campers en het is een streek om te wandelen. Hopelijk vind ik morgen de weg terug uit deze negorij want anders ben ik volgend jaar nog niet thuis.
Op weg naar de kantine, om me in te schrijven, loop ik langs een camper met Belgische nummerplaat. Ik raak aan de praat met de mensen en die blijken uit Peer te komen, meer nog de vrouw kent de familie Wellens, vooral Wenke die goed bevriend is met haar zoon. Ze heet Monique maar de familienaam ben ik natuurlijk vergeten. We drinken samen een pintje nadat ik lichtjes bekomen ben van de prijs die ik hier moet betalen: 21,50 euro. Daarbij zit dan ook nog eens 3,10 euro voor de hond, terwijl dat beestje niet eens vrij mag rondlopen. Hier ziet men mij niet meer terug en ik zal er zeker geen publiciteit voor maken. Je zult maar een Hollander zijn om zoveel te durven vragen.
Mieke heeft me in de tussentijd gebeld; ik heb geprobeerd haar te bereiken maar ik heb hier geen enkel streepje signaal. Later op de avond krijg ik toch nog een oproep binnen van Jan L. Iedereen zit in de Noormannenstraat op het terras te feesten. Uitspraak van Mieke: “Zo’n avond als nu heb ik in Albir niet gekend. Ik bedoel wat temperatuur betreft, natuurlijk.” Het weze de Leuvenaars van harte gegund. Ze hebben er lang genoeg moeten op wachten.

Gereden 229 km

Dinsdag 16 april

Verdorie, dit is mijn allerlaatste dag in Albir. Toch voor zover mijn auto morgen wilt starten want anders moet ik er nog wat extra tijd aan breien. De bergen, Calpe en de zee liggen in een breed mistgordijn maar bij ons schijnt de zon.
En dan nog wat dingen doen: windlappen van de camper nemen, het nettapijt losmaken en oprollen, nog wat plaats zoeken in de kar, oliepeil controleren, enz.
Mieke heeft haar laatste dag constant tussen de kar en het toilet moeten op en af crossen, en ik krijg deze laatste dag enorm last van m’n knie.
F&F worden opgehaald om ergens in de bergen te gaan eten. Ze kunnen maar beter iets warm meenemen, vrees ik, want ze zullen daar doorheen de mist moeten rijden. Nog eens nagekeken welke weg ik morgen maar beter gebruik. Veel zin om de 332 helemaal tot in Valencia te volgen, heb ik niet want dat is alleen maar optrekken en afremmen. De beslissende keuze zal ik aan Madame Garmin overlaten. Ik wil in geen geval erg ver rijden die eerste dag. Na vier maanden op m’n reet gezeten te hebben, zal het voor armen, schouders en rug weer even wennen zijn om achter het stuur aan het werk te moeten.
Huub is er niet helemaal gerust op; hij bekijkt al die ongewone werkzaamheden met een argwanende blik. Net nu hij het hier helemaal naar zijn zin heeft, wordt het weer dagen lang in die auto zitten. Hij vindt het maar niets.
Nog snel een Rabistoke gaan doen. Het is nu wel duidelijk dat zijn hond een gewricht uit de kom heeft en Yvonne gaat er straks mee naar de dierenarts. We zaten daar naar de boomverzorgers te kijken die de palmbomen in de droge rivier een beurt gaven. Zware arbeid, verdorie, zo hoog in die bomen klimmen. Riskant ook, zo met alleen een touw om je middel en klimijzers rond de onderbenen.
Opvallend is wel hoe zeer Alfaz investeert in de netheid van het strand van Albir. Na de voorjaarsstormen is men daar dagen lang doende geweest om het strand weer mooi gelijk te trekken. Elke avond wordt dat strand trouwens gereinigd en opgeruimd, elke ochtend wordt de wandeldijk afgespoten en er gaat veel aandacht naar groen. Tja, ligt dat aan die socialistische burgemeester? Hoe dan ook, in Altea gebeurt belachelijk weinig om toeristen aan te trekken en de burgemeester van PP komt hier vaker in opspraak dan er golven op het strand uiteen spatten. Onlangs weer omdat er veel smeergeld werd betaald voor het ontwikkelen van een ‘urbanisation’. Ach ja, dit land is héél ziek en de rijken zijn hier stinkend rijk, de armen héél arm en de middenklasse is bijna helemaal weggevaagd.
F&F hebben hun auto vandaag naar het carosseriebedrijf gebracht om de blutsen en de krassen te laten uithalen. Klaar in een dag en slechts 290 euro voor prachtig geleverd werk. Volgend jaar kom ik misschien zelf ook beter met de auto naar hier want daar is ook wel wat werk aan.
Het onvermijdelijke is dan toch gebeurd… de laatste drink. Bertam en Leni, F&F, Lucas, de Zweed, Huub en ik. Gezellig was het wel maar ik vond het toch een beetje wrang omdat het de laatste keer is dat we zo konden samen zitten.
Daarna met Rabisto naar de Italiaan gegaan, en toch weer lekker gegeten. Lucas moest en zou me proberen een hak te zetten en liet grappa aanrukken. Daarna wilde hij nog elders iets gaan drinken maar dat heb ik heel wijselijk kunnen afhouden anders zou het toch nog donderdag geworden zijn om te vertrekken.
En dan heeft Huub me om 5 u wakker geblaft en kon ik de slaap niet meer vatten omdat je toch lichtjes zenuwachtig wordt, zo van: dat mag niet vergeten te doen en oei, heb ik dat nu al gedaan…
Gewoon contactsleutel in steken, starten en rijden.