Stratenmakers op zee

De hele dag lang stond ik gefascineerd te kijken naar de werkzaamheden in mijn straat. Veilig en wel vanachter mijn keukenraam, uiteraard, want om een beetje aan de voordeur te staan gapen, is het me net iets te fris buiten. Na acht maanden begint die straat weer een beetje te lijken op een normale straat. Al die tijd werd metersdiep in haar ingewanden gegraven voor de ontkoppeling van de riolering, eentje voor het vuile water, eentje voor het hemelwater. Elk huisje moet nu in een eigen dakgoot voorzien. Van toen die huizenrij in 1911 gebouwd werd tot op heden, bestond een erfdienstbaarheid waarbij het ene huis naar de buren afwaterde, soms in opeenvolgende reeksen van vijf. Die grondwerken verliepen niet zonder slag of stoot. Hier werd de waterleiding geraakt, daar werd vergeten een afvoer aan de riolering te koppelen, bij een van de buren ontstond zelfs een gaslek en werd de brandweer opgetrommeld. In huis kun je wel heel de dag met stofdoek en dweil onledig zijn.

De ergste ellende is intussen geleden. We hebben al met al nog veel geluk gehad dat het zeer lang droog is gebleven. Vorige vrijdag kreeg de straat weer een asfaltlaag. In de lente komt er nog een slijtlaag overheen en nu werkt men volop aan de stoepen. Dat gaat vooruit in een duizelingwekkend tempo en gebeurt door slechts 2 (twee!) werklieden, een zeldzame keer met versterking van een derde. ’s Morgens zijn die eerst een hele tijd zoet met het egaliseren van de ondergrond maar eens dat achter de rug, worden in een ik en een gij de klinkers zò op hun plaats gelegd. Nadien kruipt de meeste tijd eigenlijk in het aanpassen van het tegelpad aan de boordstenen, de huizengevels en de ontelbare controleputjes voor water-, gas- en kabeldistributie en dergelijke meer. Dan moeten die stenen met een diamantschijf tot op de millimeter op de juiste maat worden gezaagd en verdwijnt heel de straat onder één grote wolk opstuivend betonstof.

Heel de dag bekijk ik het schouwspel van die twee met gemengde gevoelens van bewondering en medelijden. De hele dag kruipen die kerels op hun knieën rond of lopen ze er gebukt bij. In weer en wind. Als ze de klinkers uitslijpen, verdwijnen ze in een stofwolk; zonder gezichtsmasker of oorbescherming. Ze nemen nauwelijks de tijd om eens de rug te rechten of hun spieren te ontspannen. Het mooiste is wanneer ze hun gebruikte materiaal weer opruimen en met een laatste controlerend oog hun geleverde werk keuren. Nog gauw hier een steen iets meer op zijn plek wrikken, daar met een krijtje aantekenen welke steen morgen nog wat dient bijgeslepen. En dan komt het: met een tevreden glimlach om de lippen schouwen ze nog een laatste keer hun dagprestatie met een blik die bliksemt van trots. Zoveel arbeidsethos zie je nog maar zelden.

Knieën, ruggenwervel, armspieren, longen… ik kan me echt niet voorstellen met hoeveel pijn die kerels weer naar huis rijden. En hoe lang die mannen kunnen volhouden en blijven verduren. Daags nadien staan ze er weer, met een grijns van hier tot ginder en een kwinkslag sleuren ze weer in het rond met stapels klinkers in de hand.

Dan spookt het wel door mijn hoofd dat dit werk niet naar waarde wordt geschat, met hoeveel dedain in bepaalde middens over de arbeidersklasse wordt gesproken. Dan denk ik aan de pseudo-intellectuele kringen waar je nogal gauw wordt beoordeeld op je graad van scholing. Dan hoor ik die overbetaalde elleboogwerkende yuppen en dinkies uit het bedrijfsleven, die in hun geleasede Audi naar hun door gerenommeerde binnenhuisarchitecten ingerichte loft rijden, grinnikend meesmuilen over minderwaardige beroepen. Dan zie ik weer die opgedofte heertjes in hun gemakkelijk zittende en goed verwarmde parlementaire banken, met hun advocaten- of andere licentiaatdiploma’s op zak, zwaarwichtige discussies houden over de pensioengerechtigde leeftijd voor zware beroepen. Dan hoor ik dat soort politici in verhitte debatten weer voorstellen doen om de arbeidsmarkt nog meer flexibel te maken, met minder syndicale bescherming en met uitholling van sociale verworvenheden. Dan kan ik me nauwelijks bedwingen om die fijne heertje toe te roepen: Kom naar hier als je durft en ruil eventjes met deze twee mannen. Doe hun werk voor slechts één uurtje. Wedden dat je het na  tien minuten opgeeft!

Onderhand woon ik hier 23 jaar en nooit heb ik de straat gekend zònder putten en gaten in het wegdek en losliggende, tot struikelen uitnodigende tegels in het trottoir. Binnenkort kan ik hier weer rustig en veilig naar buiten komen, zonder gebonk van auto’s met op springen staande schokbrekers, zonder angst om je botten te breken. Dat wordt effen wennen maar nooit meer zonder aan de arbeiders te denken die daarvoor gezorgd hebben. Châpeau, mannen! Bedankt, jullie stratenmakers.

And now for something completely different…

Die stratenmakers voeren me dan weer ongewild ver terug in het verleden, naar een tijd dat Gerrie Knetemann wereldkampioen wielrennen werd. Voordien was Gerrie nog een op de knieën kruipende stratenmaker. Op de Nederlandse televisie werd in de vroege jaren 70 het kinderprogramma de “Stratemaker op Zee Show” uitgezonden, een controversieel maar hemels programma met Wieteke van Dort (Deftige Dame), Joost Prinsen (Erik Engerd) en Aart Staartjes (de Stratemaker of gewoonweg Straat) en lekkere muziekjes van Harry Bannink. Vlaamse kinderen moesten het toen nog stellen met de betuttelende meligheid van Nonkel Bob en Tante Terry terwijl Nederlandse kinderen geleerd werd het geforceerde en verstikkende gezag van hun ouders te ondermijnen. Ik verplichtte mijn kinderen daar naar te kijken, wellicht omdat iedereen er schande over sprak, maar evenzeer (en vooral) om een goed excuus te hebben om het zelf te kunnen zien. Hoogtepunt vond ik wel het moment dat ik erin slaagde m’n zoontje wijs te maken dat Erik Engerd in feite de jongere broer was van Leo Tindemans, die qua engheid nauwelijks zijn gelijke had en menig kind de schrik op het lijf joeg en slapeloze nachten bezorgde. Heel veel later, toen Vlado niet goed wist welke studierichting te kiezen, stelde ik hem het beroep ‘stratenmaker op zee’ voor. Die goede raad heeft hij helaas – zoals hij wel altijd deed – in de wind geslagen. Ik zal me dan maar tevreden stellen met de stratenmakers in de Noormannenstraat.

 

 

 

 

2 gedachten over “Stratenmakers op zee

  1. En dan zou men nog willen dat mensen doorgaan met werken tot hun 67ste en zelfs langer. Ik vrees zelfs, Guy, dat de heren ministers dat geen uur volhouden.

Plaats een reactie