Spreekt dan maar Engels, maar…

Iets meer dan een halve eeuw geleden werd je in mijn stad zowat potdoof geschreeuwd door de kreten ‘Leuven Vlaams’, voor zover je op straat al niet struikelde over de protestbordjes met diezelfde boodschap erop. Hoewel dat verdomde spijtig was voor mijn Waalse vrienden kon ik die eis wel enigszins normaal vinden. Tenslotte, in Luik of Bergen bestonden ook geen Nederlandstalige universiteiten. Waarom dan wel een Franstalige universiteit in Leuven? Met de slogan ‘Walen Buiten’ was ik het wel helemaal niet eens; dat stonk me iets te veel naar een stevige overmaat aan intolerantie.

Goed, intussen is Leuven ermee opgehouden een Franstalige enclave in Vlaanderen te zijn en kregen we hier uiteindelijk een louter Vlaamse universiteit, is dit apenland in ontelbare onderdeeltjes gefederaliseerd, is de gebrekkig Frans wauwelende bourgeoisie in deze stad zo goed als helemaal uitgestorven. De ontembare Vlaamse leeuw kon vanaf nu weer fier om zich heen klauwen. Ons wachtte een nieuwe Gouden Eeuw van Perikles hoewel dat beperkt bleef tot een kwart eeuw Tobback. De Vlaming had zijn trotse identiteit weer hervonden. Onder kundige (?) leiding van Gaston Geens, Van den Brande, Patrick Dewael, Bart Somers, Yves Leterme, Kris Peeters en Geert Bourgeois zouden we met z’n allen opgestuwd worden in de vaart der volkeren, wat zeg ik, we zouden de wereld eens aantonen dat wij de echte wereldleiders zijn. Of toch heel spoedig zouden worden. We stonden ei zo na op het punt om de gebieden die Lodewijk XIV ons in 1677 had afgepakt weer in te nemen en het scheelde maar een haartje of we annexeerden in één moeite ook Zeeuws-Vlaanderen, Noord-Brabant en Limburg ten koste van de Nederlanders. In alle scholen tussen Somme en Moerdijk zouden de geschiedenislessen nog enkel Robrecht van Bethune, Jan Breydel en Jacob Van Artevelde behandelen en in de lessen Nederlands zou het hardop lezen van Guido Gezelle, Hendrik Conscience, Ernest Claes en Felix Timmermans verplichte leerstof worden. Verenigd als échte Vlamingen zouden wij wel eens laten zien wat we zouden zien. Eilaas, nog altijd beschouwen die van Antwerpen de rest van het land als hun parking, raken de Limburgers nog altijd niet goed onder hun kerktoren vandaan en blijven de West-Vlamingen zich onverstaanbaar maken in hun herkauwde koeterwaals.

Om aan al die taalverwarring een eind te maken, hebben we weer een typisch Belgische tussenoplossing bedacht. Eureka: we schakelen toch gewoonweg over naar het Engels. Het voetbalelftal van Belgique/België werd Belgium, en andere sportbonden treden nu naar buiten met de Belgian Bullets, Belgian Diamonds, Belgian Cats of als Red Lions, Red Dragons, Yellow Tigers, Red Panthers, Red Wolves, Red Knights, Red Hawks of Red Flames. Er kan nog wel een en ander volgen want Planckendael heeft nog wel wat beestjes op overschot waar je gewoon een sausje “Red” of “Belgian” overheen kunt gieten.

In mijn eigen Leuven verschenen Engelse en Ierse pubs – zeg vooral niet cafés – waar je nauwelijks bediening waardig bent als je ‘een pintje’, een ‘spa bruis’ of een ‘koffie verkeerd’ bestelt, dingen die je bovendien zelf aan de toog dient af te halen zoals het in de landen van herkomst gebruikelijk is. Als je dan ook nog in je eigen moedertaal durft te vragen hoeveel je moet betalen, krijg je van het personeel, dat nota bene van hooguit twee dorpen verder komt, alleen een vernietigende blik terug, samen met de vraag: “You ask the bill, sir?” Als je het pand verlaat, voel je het in je rug branden: de opgestoken middenvinger en een meewarig knikje over zoveel platvloerse boertigheid van een domme hufter als ik.

Je moet er eens de studiegids van de KU Leuven op naslaan. Vroeger kreeg je daar, na gedane studies, nog de titel van ‘licentiaat’ mee, nu is dat bachelor of master. Wie zijn leuke studententijd nog wat wilt oprekken of zich meer wilt specialiseren, schrijft zich in voor een master after master (afgekorte manama). In dat geval kun je maar beter eerst een vervolmakingscursus Engels gevolgd hebben want de meeste cursussen worden in die taal gegeven. Het wetenschapspark in Heverlee heet nu Science Park Arenberg alsof het niveau van de opleiding er ook maar een sikkepit beter van wordt met die Engelse benaming. Ja maar, klinkt het argument, dat is voor de internationale uitstraling, nietwaar. Verdomme toch, Leuven heeft voordien toch ettelijke geleerden voortgebracht, die geen woord Engels kenden, en toch een internationale reputatie wisten op te bouwen.

Dat refreintje “internationale uitstraling” bleef niet beperkt tot universiteiten maar druppelde ook binnen bij hogescholen. Mijn lieve echtgenote doceerde jarenlang aan de kunstacademie van Antwerpen, die met de succesvolle modeafdeling, weet u nog wel. Door de toeloop van vreemde studenten, werd ze met enige aandrang ertoe gestimuleerd haar cursus maar beter in het Engels te geven. Onder luid protest, weliswaar. Een: ze had daar niet de kwalificaties voor. Haar kennis van het Engels was wel voldoende voor een summiere conversatie maar ruim onvoldoende om alle gebruikte vaktermen correct te kunnen vertalen. Twee: de opleiding van die vreemde studenten werd gesubsidieerd door de belastingbetalers uit het Vlaamse Gewest. Is het dan te veel gevraagd enige moeite te doen om ook de taal van die gulle schenkers aan te leren? Zij het nog erg rudimentair. Ga maar eens in Tokyo of Helsinki studeren… zonder een stevig mondjevol Japans of Fins kom je er niet in. Bovendien, is het Vlaamse scholen wel wettelijk toegestaan in een andere taal dan het Nederlands te onderwijzen? Drie: is dit wel eerlijk, rechtvaardig en niet discriminerend tegenover de eigen studenten? Tenslotte worden die verplicht om lessen te volgen in een hun vreemde taal. Met een breed gebaar werden die argumenten van de tafel geveegd. “Mieke, je moet aan de internationale uitstraling van onze academie denken,” heette het. Juist ja, en dat in de stad waar men het al plat in de broek doet bij het horen van het woordje ‘multicultureel’ en waar men de mond vol heeft over ‘eigen identiteit’ en ‘Vlaamse cultuur’.

Wij zijn er echt wel van overtuigd dat we zonder het Engels niet meer mee tellen in deze wereld, dat we anders de boot missen. En we laten het toch zo graag horen dat we in dit kleine landje meertalig zijn. Hoewel. Voor zover we onze eigen moedertaal al behoorlijk beheersen, krijgen we in het Frans of het Duits amper één zinnetje zonder fouten over de lippen, terwijl dat toch de twee andere officiële talen in dit land zijn.

Langs de kleinste opening sijpelde het Engels ongemerkt onze woordenschat naar binnen. Dat begon al in de jaren 50 toen we Elvis, Little Richard en Buddy Holly mee neuzelden zonder te begrijpen waar ze het over hadden. ‘The American Way of Life’ lonkte ons toe via radio, film en televisie. De Koude Oorlog en de daarop volgende globalisering versterkten het gevoel van ‘wijlie” en ‘zijlie’ en het Engels werd de lingua franca van ‘wijlie’. In de jaren 60 krioelde het in Leuven van de Amerikaanse studenten die een ‘fin de carrière’ in de jungle van Vietnam niet zagen zitten. Een enkeling deed zijn uiterste best om wat Nederlands te leren en zich in onze samenleving te integreren. Van zodra die in zijn vreemde tongval een gesprek wilde aanknopen, schakelden de toehoorders vlotjes over op het Engels. Behulpzaamheid? IJverige pronkzucht? Hetzelfde heb ik nu al enkele jaren mogen ondervinden in mijn Spaanse oord van overwintering. De aartsluie en verschrikkelijk zelfingenomen Britten nemen het als vanzelfsprekend dat iedereen hen meteen in het Engels van repliek dient. En wij gaan daar maar al te graag op in, onder het motto: “Je bent zoveel keren man als je talen spreken kan.” Die slaafsheid kan deels verklaard worden door onze eeuwenoude geschiedenis van onderwerping aan Romeinen, Fransen, Oostenrijkers, Spanjaarden, Hollanders en Duitsers…

Via multinationale bedrijven lieten we ons taaleigen bezwangeren met economische termen waardoor in ons bedrijfsleven een typische ‘managerstaaltje’ ontstond waarvan geen mens snapt met wat ermee bedoeld wordt. De CEO heette vroeger nog gewoon grote baas, HR was toen nog gewoon personeelsdienst, een overname heet nu een asset. Weet u wat een compliance officer is? Of een white knight, snackable content, data-driven publishing? We doen zelfs geen moeite meer om naar bruikbare, Nederlandse alternatieven te zoeken. Of we beginnen, zoals veel Nederlanders, onze klanken aan te passen en spreken dan van de trem, de kemper, een kemping, impekt… op z’n Engels. Alsof er in het Nederlands geen ronde a meer bestaat. De steile opkomst van nieuwe media doet daar ook al geen goed aan. Dan krijg je zinnetjes te lezen als: “OMG, kom asap naar huis of 4U is er geen food meer.” Ziekelijk makend.

De meesten van ons zijn al wel eens in Frankrijk met vakantie geweest. Heeft u daar al ooit een Fransman ontmoet die vlotjes naar het Nederlands overschakelt als hij u de taal van Molière hoorde molesteren? Wel, ik niet. Tenzij door de zoveelste verdwaalde Nederlander die ginds een ‘chambre d’hôtes’ had opgestart. Als je het Kanaal oversteekt, hoef je op die bereidwilligheid zelfs niet te hopen, en als je door de politie van onze oosterburen op de bon wordt gegooid, zal je wel in het Duits aangemaand worden tot contante betaling. Reken maar. Zodoende: als iemand je in een verhakkeld Nederlands probeert aan te spreken, antwoord dan ook in het Nederlands. Laat hem/haar zien dat je het op prijs stelt dat hij/zij alle moeite van de wereld doet om zich in jouw taal en jouw maatschappij in te leven.

Luister misschien eens naar dit nummertje dat Wannes Vande Velde al in 1969 schreef en vervang Frans door Engels…

https://youtu.be/XHiJNicKzHY

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Spree

2 gedachten over “Spreekt dan maar Engels, maar…

    1. Tja, Remy, blijven vechten, nietwaar. Zelf zondig ik ook meer dan eens, tegen m’n eigen gepreek in. Er zijn nu eenmaal termen in vreemde talen waarvan je perfect weet wat ze willen uitdrukken maar waarvoor je echt geen Nederlands alternatief bedenken kunt. Wat niet betekent dat we moeten blijven zoeken en proberen. Een taal is een levend iets en evolueert mee met de maatschappelijke ontwikkelingen, wat niet inhoudt dat we zo maar klakkeloos dingen van elders moeten overnemen. Daarin hoeven we zelfs niet eens zo ver te gaan als men in het Duits en Frans wél doet.

Plaats een reactie